Het levende verhaal van Anke kreeg in de jaren na ons interview een vervolg. Wij ontmoetten elkaar met enige regelmaat en zo nu en dan schreef ik daar een stukje over. Ze vertelde me, dat de stukjes haar hielpen de realiteit écht aan te kijken en ze hielpen de mensen om haar heen dicht bij haar te blijven en haar te volgen in waar ze was.
Aan het einde van haar leven maakten we samen nog een herinneringenboekje: een boekje voor haar geliefden, de mensen die in de jaren van haar ziek zijn zo dicht bij haar waren gebleven. In overleg met Anke mag ik hier alle stukjes plaatsen, samen met de gedichten die ze zo mooi vond. Het laatste stukje staat in de tijd gezien bovenaan. Eva
2 Comments
Afgelopen zaterdagmiddag namen we afscheid van haar. Een klein gezelschap verzamelde zich rondom haar rieten mand op een prachtige natuurbegraafplaats in Ommen. Er werd gezongen, er werd gesproken, samen waren we stil. Alles verliep precies zoals zij het had geregisseerd. Ook ik kreeg de ruimte om wat te zeggen. Het stond niet in het script, maar het mocht. Terugblikken op iemands leven kun je doen op verschillende manieren. Deze keer koos ik voor de Latifa als ‘kapstok’. Het was een ingeving de ik kreeg tijdens het schrijven en omdat ik wist wat de Latifa voor haar had betekend, volgde ik die ingeving. De Latifa is een eeuwenoud gebed, afkomstig uit het Soefisme. Latifa betekent subtiel of verfijnd. Tegelijk draagt dit gebed een grote kracht in zich waarmee ze je liefdevol en in alle eenvoud bij jezelf brengt en je laat stilstaan bij hoe het wezenlijk met je is. Dat doet ze door je langs zeven zijnskwaliteiten te leiden. Elke kwaliteit stelt je een vraag en nodigt je uit te luisteren: jij luistert naar jou. Ik aanvaard Ik verlang Ik hoop Ik vertrouw Ik laat los Ik heb lief Ik ben bereid Zaterdagmiddag daar mogen staan, nog eenmaal naast haar lichaam, te mogen spreken en door de Latifa heen haar te mogen voelen, voelde als een afronding.
De cirkel is rond. Maandagochtend, 24 augustus, word ik gebeld door haar zus. Ik weet het gelijk: ze is vertrokken. Ik mag afscheid komen nemen en na het telefoontje rijd ik gelijk naar het hospice. Wanneer ik aankom, hebben haar zus en vriendin haar net verzorgd. Ze ligt op bed. Haar handen op elkaar, net onder haar hart. Ik ervaar een rust in de kamer en zie rust in haar gezicht. Ze is er niet meer en toch is ze er nog wel. Zo voelt dat. Ze is nog bij ons.
Eerder had ik haar gevraagd of ze het fijn zou vinden wanneer ik - bij haar waken - de Gayatri Mantra zou zingen. Ja, antwoordde ze toen. Maar van waken kwam het niet meer. Toch wil ik mijn belofte wel nakomen. Ik vraag haar zus en vriendin of ik de mantra nu mag zingen. "Ik kan niet zingen hoor', zeg ik gelijk verontschuldigend. Het mag. En terwijl ik naast haar sta en over haar handen wrijf, zing ik zacht. Dag lieverd, goede reis, op weg naar het licht. Leven in het niet weten
zonder het verlangen naar meer en beter. Het nog niet ingevulde bestaan laten ontstaan zonder bedacht plan of vooruit denken. Daar de moed voor vinden en het vertrouwen je hart, je intuïtie te volgen. Over kwetsbaar en tegelijk ook zo krachtig zijn
Het is zaterdagmiddag 25 juli, bijna 16 uur. Ik krijg een appje binnen op mijn telefoon. De zin die er uit springt is: ‘Wie zou vannacht bij haar willen/kunnen slapen.’ Ik overleg kort met het thuisfront en app dan terug dat ik er kan zijn, die avond en nacht. Het is 21 uur wanneer ik mijn auto parkeer bij het hospice, het bijna-thuishuis waar ze nu al 12 weken ligt. Gelijk wanneer ik binnenkom wordt me gevraagd of ik wat zou willen drinken. Nou, graag, een kopje thee. Even later zit ik naast haar, aan haar bed. We praten wat. Ze vertelt dat het niet eenvoudig was, de vraag te stellen of er mensen bij haar zouden willen slapen. ‘Maar ik ben zo bang steeds, zegt ze, vooral in de nacht, en dan is het fijn wanneer ik iemands hand mag vasthouden.’ Ik vraag haar waarom het zo moeilijk was, die vraag te stellen. Ze antwoordt, dat ze nog mag leren haar eigen ruimte in te nemen, dat ze dat in haar leven eigenlijk niet of nauwelijks heeft gedaan. Ze was gewend de ander zijn of haar ruimte te geven, om daaromheen te bewegen en zich te voegen. Nu ze aan het einde van haar leven is, is er niets meer te voegen, ze heeft er de energie ook niet meer voor. Nu is zij het, zij mag haar eigen verlangens beluisteren en waar mogelijk volgen. Zij mag haar eigen ruimte helemaal innemen. Daar is moed voor nodig, maar ze heeft haar verlangen uitgesproken en de komende nachten hoeft ze niet alleen te zijn. Er wordt een slaapplaats voor mij gecreëerd. Het hospice is in het bezit van een koppelbed, en dat wordt door twee vrijwilligers haar kamer in gereden. Het is even passen en meten – de kamer is immers berekend op één bed - maar het lukt en niet veel later staan de twee bedden naast elkaar, als was het één bed. Ze geniet er zichtbaar van. Wanneer we beide op bed liggen, vraagt ze me of ze mijn hand mag vasthouden. En zo liggen we, ieder op ons eigen bed en toch verbonden. Dan val ik langzaam in slaap. De nacht is er een van waken en slapen. Soms is ze onrustig, soms is er pijn, soms zijn er tranen en soms is er gewoon praktisch wat nodig. De verpleegkundige die nachtdienst heeft loopt zo nu en dan binnen. Mijn hand wordt met enige regelmaat gezocht. Het is half negen wanneer ik weer wat naast me hoor. Ze is wakker, het is een nieuwe dag. Ik trek de gordijnen open, het miezert een beetje maar in de verte lijkt het op te klaren. We ontbijten samen, op bed, en daarna maak ik me klaar terug naar huis te gaan. Zij is ook weer moe. Alles is veel voor haar; de handelingen aan haar bed, de gesprekken, geluiden en bewegingen. Wanneer ik de deur achter me dicht trek, doet zij nog even haar ogen dicht. #stervensbegeleiding #hospice #koppelbed #krachtig #kwetsbaar #demoedhebbenomtevragen Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in de toekomst om. Ik ben een oceaan van wachten, waterdun omhuld door ’t ogenblik. Zuigend eb van het gemoed, dat de minuten trekt en dat de vloed diep in zijn duister bereidt. Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd? – M. Vasalis – Als ik aan kom lopen, zie ik haar zitten, met de rug naar het raam. Ik doe de glazen buitendeur open en zeg: ‘de kaasboer’! Gisteren appte ze me met de vraag of ik een plat stuk jonge kaas mee zou willen nemen. Ze draait zich half om en lacht. Knuffel, vraag ik? Knuffel, zegt ze. Ik doe mijn bril af en omarm haar zachtjes.
Dan schuif ik een stoel naast haar stoel. Ze zegt dat ze graag mijn hand wil vasthouden, dus ik ga zo zitten dat dat lukt én dat ik haar goed aan kan kijken. Ze begint te vertellen. Dat ze deze dag zo op de proef wordt gesteld. Er is op dit moment maar één vrijwilliger in het hospice en zij is 80 jaar. Ze zegt: ‘En ik heb haar hulp nodig om bijvoorbeeld naar het toilet te gaan, en dat is wel fascinerend, want juist als je het hebt over synchroniciteit, dan gaat het ook heel erg over overgave, over vertrouwen. Natuurlijk kan de vrijwilliger iemand oproepen van de thuiszorg, maar als je nodig moet …, dan moet je het dus gewoon laten lopen. Dat is wel echt een dingetje vandaag. Het is geloof ik de grootste oefening die ik aan het doen ben, de grootste oefening van de afgelopen jaren: de volledige afhankelijkheid van de ander. Bij alles.’ Wanneer ik vraag of de oefening daarin het loslaten is, of het vertrouwen, antwoordt ze: ‘de oefening is vertrouwen, met een grote V. Erin vertrouwen dat het toch gaat zoals het bedoeld is, dat dit de weg is.’ Ik vraag of deze oefening haar ook wat brengt en ze antwoordt: ‘Hele mooie gesprekken, echt hele bijzondere en inspirerende ontmoetingen.’ Even later zegt ze: ‘Weet je, het is weer zo subtiel aan het worden, zoals het in februari was.’ Ik vraag wat ze daar mee bedoelt en ze antwoordt: ‘Verfijnd, ik merk dat de kleinste dingen me kunnen aanraken, ik word gevoeliger. De grens tussen leven en de overgang wordt weer veel kleiner, waardoor …., het is net alsof het licht feller schijnt op synchroniciteit.’ Ik vertel haar dat ik moet denken aan wat ik eens las in een boekje van Hans Stolp. Hij schrijft daarin zo beeldend over wat de stervende beleeft op de grens van de dood. Dat bij het sterven het etherische en astrale lichaam loskomen van het fysieke lichaam en wat dat voor gevolgen heeft. Daarbij schetst hij het beeld van een duikerspak, dat vrij strak om het fysieke lichaam heen zit en daarmee de geestelijke wereld helemaal afsluit. In het stervensproces begint dat duikerspak te ‘lubberen’, waardoor het een beetje loskomt van het fysieke lichaam en daardoor wordt het mogelijk enige indrukken van de geestelijke wereld op te doen. De deur wordt als het ware op een kier gezet en dat kan leiden tot helderwetende, helderhorende, heldervoelende en soms zelfs tot helderziende ervaringen. Ze vertelt dat ze die ochtend een boek las (‘In het licht van sterven’) en dat ineens haar oog viel op een stukje over het natuurlijke proces van sterven. Dat, net zoals we in de moederschoot worden gevormd uit en door de vier elementen aarde, water, vuur en lucht, deze elementen ons tijdens het stervensproces weer een voor een verlaten. ‘Dat heb ik me nooit zo beseft, zegt ze, wat bijzonder eigenlijk, ik was helemaal verrast.’ We spreken erover dat we in onze maatschappij dat natuurlijke proces een beetje zijn vergeten, maar dat het uiteindelijk toch gaat zoals het bedoeld is om te gaan. En we nemen de vier elementen samen door. Waar is zij in haar proces? Wat vraagt daarin haar aandacht nu? En steeds weer benoemt ze, hoe belangrijk het voor haar is dat zij de weg van haar ziel kan volgen, dat het mag gaan zoals het bedoeld is te gaan. Vooral nu, in dit laatste stuk van haar leven. Maar ook dat ze daarin – in zichzelf - twijfel ontmoet, onrust, onzekerheid, soms ook angst en verdriet. Omdat ze zo afhankelijk is. We zeggen dat het van belang is dat ze zich uitspreekt, dat ze haar partner en ook de begeleiding in het hospice mee neemt in wat haar bezighoudt. Het is niet altijd mogelijk iets te veranderen, maar je uitspreken kan al zo bevrijdend en helpend zijn. Dan zegt ze: Het aparte is dat ik steeds zelf het gevoel heb dat ik eerder ga dan dat iedereen door heeft. En dat vind ik ook wel spannend merk ik, want ik wil zo graag dat iemand mijn hand vast houdt. Ik weet hoe belangrijk dit voor haar is, want ze noemde het al eerder. En ik vraag of ze daarop kan vertrouwen. Ze moet opnieuw huilen en zegt: ‘Het gaat toch zoals het bedoeld is, hè?’ Ik zeg: maar misschien betekent dat niet, dat je niks mag ‘doen’, of niks mag vragen. Ik haal terug wat ze zelf eerder vertelde over synchroniciteit. Dat er mensen bij haar waren, precies op het juiste moment, en dat steeds de juiste persoon haar spiegelde in iets wat ze op dat moment zelf niet kon zien. Of dat ze soms iets leest – toevallig – en dat dat dan net iets is wat ze nodig heeft, wat haar helpt. Is dat regie nemen? Of is het eerder luisteren, voelen en volgen? Ze antwoordt: ‘Ik denk dat mijn verwarring daarin zit, dat ik het gevoel heb dat als ik de regie neem, dat ik bepaal of zo, dat ik dan dus onvoldoende vertrouw.’ En dan vertelt ze over haar ervaringen met haar – zoals ze dat zelf noemt – afnemers, de mensen die ze de afgelopen jaren mocht begeleiden. Ze zegt: ‘Ik weet dat het niet gaat over een lijdzaam, afwachtend proces, eerder over een soort van voorbereiden en daarna loslaten. Weet je, regie is gewoon een beetje een vies woord …’ Aansluitend vertelt ze, dat ze de afgelopen dagen ‘weg was’ bij synchroniciteit, maar dat het gelukkig weer dichterbij is gekomen. Dat het dan voor haar zo belangrijk is contact te maken met haar lichaam, omdat ze dan beter kan voelen. We zeggen tegen elkaar dat waar zij zich eerder verbond met haar ‘afnemers’, en ze in die verbinding samen konden luisterden, dat ze zich nu met haar lichaam verbindt en luistert naar wat het haar te vertellen heeft. Het is ook een samen, maar dan anders. Dan zegt ze: ‘Het is wel een beetje veel soms, dit ultieme loslaten. En weet je wat ik er zelf zo fascinerend aan vindt, dat er aan de ene kant nog een enorme wil is om te leven en aan de andere kant denk ik, …., de andere zijde lonkt ook ergens. Wat maakt nou dat je, nou ja, ….., ik sta gewoon met het ene been aan de ene kant en met het andere been aan de andere kant. Ik ben wel verrast over de wilskracht die er nog is, en dat mijn persoonlijkheid nog echt zo, …. Weet je, er komt volgende week bijvoorbeeld een nieuwe gast, nou ik ben hartstikke nieuwsgierig.’ We spreken over de gedachte dat sterven een ‘andere geboorte’ is: ‘Dat vind ik ook wel verrassend, zegt ze, in die zin dat je aan het eind van je leven, …., nou, ik heb nu zo’n luierbroek aan, de foetushouding komt terug, ik heb gisteren Brinta gegeten, …., weet je, het is heel bijzonder. Dus eigenlijk komt het proces terug, in een andere vorm natuurlijk …. En waar ik een jaar geleden nog zei: niemand komt aan mijn billen, denk ik nu: wat heerlijk dat jullie mijn billen wassen, hè lekker, daar word ik lekker schoon van, nou prima. Weet je, ik word zelfs ’s avonds ingestopt, nou, niets is lekkerder dan ingestopt te worden! Dat is zo heerlijk. En het zijn natuurlijk allemaal vrouwen hier, dus het lijkt net alsof mijn moeder dan .., en sommigen geven even een schouderklopje. Er is er eentje die geeft zelfs nog een zoentje, …. dat is lief, dat is heel zacht. Ja, dat vind ik echt heel fijn.’ We ronden ons gesprek af met de LIEFDE, de LIEFDE met hoofdletters. En over hoe belangrijk het is, dat je die dingen doet waar je echt blij van wordt. En dat ieder mens daarin zijn eigen weg heeft te gaan. Ja, en dat het allemaal gaat over Vertrouwen. Met een hoofdletter V. De zon schijn niet op ons, maar in ons
De rivieren stromen niet langs, maar door ons De bomen wiegen en de bloemen bloeien in ons lichaam en in onze ziel En ieder lied van de vogel, van de wind en de wilde storm, van de rots uit de buik van de berg is ons eigen lied en zingt van liefde. Opnieuw mag ik bij haar zijn in het hospice, in die ene kamer die nu haar thuis is. Zij ligt op bed en ik zit op de stoel naast haar. Ze vertelt me dat ze zo graag nog iets zou willen delen over synchroniciteit en als voorbeeld laat ze me een kaartje zien dat ze kreeg van haar zus. Ze zegt dat het haar enorm raakte, wat haar zus haar schreef.
Wanneer ik haar vraag wat het is, dat haar zo raakt, vertelt ze over haar familie, vrienden en vriendinnen en dat zij de afgelopen jaren van haar ziekzijn met haar zijn meegereisd. Ze vertelt hoe ze steeds weer geprobeerd heeft hen mee te nemen in hoe het met haar was en wat voor haar van belang was. Ze legde hen steeds opnieuw uit wat voor haar kwaliteit van leven was en waarom zij haar pad wilde volgen zoals dat – volgens haar – was bedoeld. Ze is zich ervan bewust, dat heel veel mensen misschien geen touw konden vastknopen aan wat ze allemaal vertelde. Ze zegt dat ze dat ook zo herkent en vertelt over een opleiding die ze jaren geleden volgde. ‘Steeds wist ik: daar moet ik zijn, maar eigenlijk, zegt ze: snapte ik er de ballen niet van.’ Ze lacht wanneer ze vertelt dat de docent bij de afronding van de opleiding tegen haar zei: en nu moet het gaan gebeuren, Anke. En dat zij alleen maar kon denken: maar wat dan? ‘Maar, zegt ze, met terugwerkende kracht zie ik het nu wel: in wezen is het leven voor eenieder zo liefdevol. En synchroniciteit is iets wat fascinerend is, maar eigenlijk ook onnavolgbaar.’ Ik vraag haar wat synchroniciteit voor haar betekent en ze antwoordt: ‘dat alles gebeurt zoals het bedoeld is te gebeuren’. En even later voegt ze daaraan toe: ‘wanneer er een verbinding is van mij naar jou die puur is en vrij, dan kan er ook een verbinding zijn van het hogere, die dan door ons heen werkt. Dan is er even een goddelijk kaarsje wat brandt, dan is 1 + 1 > 3. Wij hoeven alleen maar te zijn, wij hoeven daar niets voor te doen. Dat is echt een misvatting; je hoeft alleen maar te zijn wie je bent.’ Ze vertelt dat het besef van synchroniciteit de afgelopen maanden is gegroeid. In februari dacht ze dat ze – zoals ze zelf noemt – zou overgaan. ‘Een leuke actie van mijn persoonlijkheid’ noemt ze dat nu en daar kan ze vreselijk lol om hebben in zichzelf. ‘In die periode begon ik met morfine, vertelt ze, en als bijwerking hallucineerde ik zo, dat ik soms wist niet meer wat waar was. Maar het bracht me ook wat, want vanaf dat moment, wanneer ik aan het einde van de dag terugkeek, kon ik zien: oh ja, Jantje komt nu langs, omdat ik Jantje nodig heb voor dat stukje. Of, Pietje is hier nu vandaag omdat ik inderdaad net in dat stuk een beetje blijf ‘haken’.’ Ze noemt dat inzicht een cadeau: wat ze diep van binnen wel wist maar niet begreep, werd ineens zichtbaar, iedere dag opnieuw. ‘Dus, in de ontmoeting met de ander zie je eigenlijk ook jezelf’, vraag ik haar. ‘Ja, antwoordt ze, in de ontmoeting met de ander kom ik daar, waar ik - door angst, of door persoonlijkheidsdrakengerommel - zelf even niet kan komen. En dat inzicht bracht me - aan het einde van iedere dag - een soort rust: dit is ook oke’, kon ik tegen mijzelf zeggen.’ Even later zegt ze, dat ze dit stuk van haar proces van sterven het meest moeilijk vindt, omdat ze hierin – voor het eerst van haar leven – niet zo makkelijk meer in oude patronen kan stappen. ‘Ik kan niet zo makkelijk meer regie pakken, zegt ze, of me verschuilen achter dat ik druk ben of zo. Ik kan mijn bed niet meer uit, ik kan geen kant meer op. Maar wat ik hierin ook ontdek, in dit loslaten, is dat ook de pijn – de achterkant van het licht dus – dat die eigenlijk net zo licht is als het donker donker. Het is de andere kant van dezelfde medaille. Maar ik vind het nog wel steeds spannend hoor, dat ik geen regie kan voeren en dus het donker wel aan moét kijken.’ Ik vraag haar wat haar daarin nu helpt. Ze antwoordt: ‘Te weten dat ik als mens goed genoeg ben zoals ik ben. Dat ik niet iets hoef te doen, dat ik niet iets hoef te veranderen, dat ik niet perse móet ontwikkelen. Voor mij is het ‘t belangrijkste, dat ik steeds probeer echt in contact te zijn met mijn lichaam, want mijn lichaam is de kortste route naar mijn ziel. Wat me ook helpt is te weten, dat het leven zo mooi is. Dat de liefde zo mooi is. En, zegt ze terwijl ze lacht, dat een dag geen ijs gegeten een dag niet geleefd is.’ Om dan te vervolgen: ‘Ik vind het zo louterend, zo genadevol, dat ieder mens zijn of haar pad mag lopen en dat het gewoon simpelweg zo bedoeld is. Met alle moeilijkheden die je daarin tegenkomt. En dat je altijd om hulp mag vragen, dat je niet alles in je eentje hoeft te dragen.’ Toch is er ook pijn nu, vertelt ze, terwijl ze diep ademt. Wanneer ik haar vraag wat daarin nu haar aandacht vraagt, antwoordt ze: ‘dat ik het leven toch zal gaan loslaten. Ze huilt zacht. Ik had toch zo graag 80 willen worden, samen met mijn lief. En ik was zo graag later dan mijn moedertje gegaan. Ik had zo graag mijn nichtjes 18 zien worden. Maar dit is wel wat het is.’ Aan einde van ons gesprek vraag ik haar: ‘wat maakt dat nu op dit moment in jouw leven, in deze kleine ruimte in het hospice, synchroniciteit zo aanwezig is. Wat is er aangeraakt bij jou? En ze herhaalt wat ze aan het begin van ons gesprek zei: ‘dat alles gaat zoals het bedoeld is te gaan. En dat dat groter is dan voor mij alleen. Dat daarin ook het juiste zit voor ieder ander, ook al is dat misschien het zwart, waar ze in terecht komen …’ Ik vraag haar of dit uitgaat van de gedachte dat we samen onderdeel zijn van een groter geheel. En ze antwoordt: ‘ja, ja. En het gaat over Liefde. Met een grote L. En dat alle facetten van het leven Liefde zijn. Ook het donker. Ook de pijn. Dat. Ze zucht. En terwijl ik ons gesprek later uitwerk en deze woorden teruglees, denk ik terug aan ons interview op 11 april 2016. Aan het einde van dat gesprek stelde ik haar de vraag: ‘Als je een levensmotto mee zou kunnen geven, wat zou dat zijn?’ En ze antwoordde: ‘Ja, dan kan ik alleen maar zeggen: leef ten volle. Voluit. Het zwart én het wit. Dus omarm ook de donkere dagen, omdat ook daarin, …., het hoort er allemaal bij. Ook daarin liggen pareltjes. Ja.’ En ik kan alleen maar denken: Amen. Vijf voor drie parkeer ik mijn auto op de parkeerplaats van het hospice. Wanneer ik mij meld bij de voordeur hoor ik, dat ik word verwacht en ik mag buitenom doorlopen naar haar kamer. Ik loop langs de plantenbakken met bloeiende planten, langs het lege wasrek en sla het hoekje om. Op het plaatsje dat bij haar kamer hoort, staat een tafeltje met daarop - alweer - een bak met prachtig bloeiende planten.
Ze zit rechtop in bed, een kussen in haar rug en een dekentje over de benen. Ze is aan het kleuren en zegt: ik maak dit nog even af hoor, anders weet ik straks niet waar ik ben gebleven. Neem je tijd, zeg ik, terwijl ik mijn handen ontsmet met de handgel die op tafel staat. Ik schuif een stoel dicht bij het bed en ga naast haar zitten. Ik kijk naar haar en denk: het lijkt wel alsof ze steeds kleiner wordt, maar dat zal vast niet zo zijn. Wanneer ze me aankijkt, zie ik heldere en zachte ogen. De vrijwilliger brengt ons thee. Ik schenk het hete water in de glazen kopjes en pak voor haar het zakje rooibosthee. ‘In het rechterkastje staat een trommel met koekjes, zegt ze, die heeft Megan gebakken. Ze zijn heel lekker.’ Ik pak de trommel en allebei nemen we een koekje. Dan is het even stil. Zoals altijd wanneer we samen zijn, komt het gesprek vanzelf op gang. Een van de eerste dingen die ze zegt, is dat ze zo blij is, dat ze in het hospice is. Natuurlijk was ze heel graag in haar eigen huis gebleven, maar toch is het beter zo. Haar man en zij kunnen weer partners zijn en dat is een kostbaar geschenk. Ze vertelt over haar moeder die er gisteren was, samen met haar zus. Hoe moeilijk ze het vindt om haar los te laten. Moeilijker haast nog, dan het loslaten van haar man. Waar die moeite vandaan komt, dat weet ze nog niet precies. Maar de moeite is. Ze vindt het ook zo lastig dat ze haar niet aan mag raken. Die behoefte is bij beide aanwezig. Uiteindelijk heeft ze haar toch geknuffeld. Want wat kan er – zo aan het einde van hun beider leven – nou eigenlijk nog gebeuren. Ze vertelt over de wensambulance, en dat ze nog graag een rondje Dalfsen zou willen maken. Gewoon, langs een paar plekken die haar zo bekend en vertrouwd zijn. Of ze dan ook nog langs huis wil, dat weet ze niet, daar denkt ze over na. Het vertrek naar het hospice ging zo snel, ze had geen tijd om afscheid te nemen. We spreken over vertrouwen. Ze hoopt zo dat het vertrouwen dat er was terug zal komen. Ze is nu soms zo bang, in paniek zelfs, en dan mist ze vertrouwen. Ze vertelt over de keer dat het alarm van de morfine afging. Ze drukte op een knopje voor hulp, maar er kwam niemand. Paniek. Ze vertelt ook dat ze in haar onderlichaam steeds minder gevoel heeft, dat de toiletgang daardoor wordt bemoeilijkt. En dat wanneer ze wel aandrang voelt, ze niet zelfstandig naar het toilet kan. Dat ze ook dan op een knopje moet drukken. En dat er niet altijd gelijk iemand kan komen om haar te helpen. Het maakt haar onzeker en angstig. Ik kijk naar haar en voel de angst bijna die dan door haar heen giert. We zijn in ons leven zo gewend dat het voertuig, waarin wij in deze wereld kunnen bestaan, dat dat werkt, dat alles gesmeerd loopt en dat alle radertjes soepel draaien. Maar in haar lichaam, haar voertuig, werkt alles niet meer zo vanzelfsprekend. Door de ziekte, in combinatie met de vele medicatie die ze krijgt, lijken onderdelen uit te vallen en kan ze zich niet meer bewegen zoals ze dat altijd gewend was: zelfstandig en op haar moment. Ze is afhankelijk. En wanneer hulp dan niet direct nabij is, maakt dat enorm onzeker. En angstig. Het is een nieuwe en onbekende ervaring en daarin heeft ze de ander naast zich zo nodig. Ze ervaart het als moeilijk en innerlijk hard werken. Tegelijk zegt ze zelf: dit is blijkbaar nog iets wat aangekeken en doorleefd wil worden. En paradoxaal genoeg, klinkt daar dan toch vertrouwen in door. Ze omschrijft dat ze het hospice aan de ene kant als een vijfsterrenhotel beleeft. Alles mag, ze kan eten bestellen waar ze zin in heeft, er is veel kennis over palliatieve zorg en ze staan echt voor haar klaar. Aan de andere kant is er door de dag heen veel onrust en aanloop. Regelmatig wordt er op haar deur geklopt en komt er een verpleegkundige of vrijwilliger binnen. Die drukte door de dag heen geeft onrust en prikkels, het houdt haar weg bij zichzelf. Ze ervaart daardoor weinig ruimte om ‘naar binnen te kijken’, te bezinnen of even te mijmeren. We zeggen tegen elkaar dat dus zelfs in het laatste stukje van het leven, wanneer je leven is teruggebracht tot één kamer, die helemaal van jou is en jouw thuis wordt genoemd, dat je dan nog steeds moeite moet doen om je eigen ruimte in te nemen. Want als je dat niet doet, dan wórdt de ruimte ingenomen. We weten allebei hoe ‘makkelijk’ het is om mee te bewegen en je te laten leiden door alles wat er om je heen gebeurt. Daar hoef je niets voor te doen, onbewust verdwijn je als vanzelf in de omstandigheden. Maar we weten allebei ook, hoe bekrachtigend het is wanneer je wel je eigen ruimte in kunt nemen en hoe helend het kan zijn om in jezelf aandacht te geven aan dat wat daar aandacht vraagt. Maar de energie die daarvoor nodig is, is nu zo beperkt. Eerder in het gesprek vertelde ze, dat er een knop is waarop ze kan drukken en dat er dan buiten haar kamer, boven de deur, een rode lamp gaat branden. The red light district, zei ze gekscherend. Wanneer die rode lamp brandt is dat voor de vrijwilligers een teken dat ze rust wil en dat bezoek niet gewenst is. Ik zei: misschien mag je wat vaker op die knop drukken en jezelf zo beschermen tegen alle prikkels van de buitenwereld. Te weten dat je niet gestoord zult worden, dat tijd en ruimte helemaal van jou zijn, kan een plezierige en vrije beleving in jezelf oproepen. Ik sta op om te vertrekken. ‘Durf je mij te knuffelen’, vraagt ze. Ik leg mijn bril weg en we houden elkaar even vast. En ja, dat gaat opnieuw over vertrouwen. Wanneer ik terug rijd naar huis, trekt het gesprek nog eens aan mij voorbij. Ik denk aan vertrouwen en dat ze zo graag wil dat dat terug komt en bij haar blijft. Maar, denk ik dan: niets blijft zoals het is. Misschien is het eerder zo, dat alles er wel altijd is – zelfs vertrouwen - maar dat we er niet altijd bij kunnen. Omdat we in onszelf iets ontberen. Uit eigen ervaring weet ik, dat het je dan kan helpen trouw te zijn aan jezelf, te doen wat goed is voor jou. Alle kleine stapjes die je daarin kunt zetten vullen als het ware in jezelf het reservoir van vertrouwen. Dat red light district dus, dat lijkt echt een goed plan. |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |