Als ik aan kom lopen, zie ik haar zitten, met de rug naar het raam. Ik doe de glazen buitendeur open en zeg: ‘de kaasboer’! Gisteren appte ze me met de vraag of ik een plat stuk jonge kaas mee zou willen nemen. Ze draait zich half om en lacht. Knuffel, vraag ik? Knuffel, zegt ze. Ik doe mijn bril af en omarm haar zachtjes.
Dan schuif ik een stoel naast haar stoel. Ze zegt dat ze graag mijn hand wil vasthouden, dus ik ga zo zitten dat dat lukt én dat ik haar goed aan kan kijken. Ze begint te vertellen. Dat ze deze dag zo op de proef wordt gesteld. Er is op dit moment maar één vrijwilliger in het hospice en zij is 80 jaar. Ze zegt: ‘En ik heb haar hulp nodig om bijvoorbeeld naar het toilet te gaan, en dat is wel fascinerend, want juist als je het hebt over synchroniciteit, dan gaat het ook heel erg over overgave, over vertrouwen. Natuurlijk kan de vrijwilliger iemand oproepen van de thuiszorg, maar als je nodig moet …, dan moet je het dus gewoon laten lopen. Dat is wel echt een dingetje vandaag. Het is geloof ik de grootste oefening die ik aan het doen ben, de grootste oefening van de afgelopen jaren: de volledige afhankelijkheid van de ander. Bij alles.’ Wanneer ik vraag of de oefening daarin het loslaten is, of het vertrouwen, antwoordt ze: ‘de oefening is vertrouwen, met een grote V. Erin vertrouwen dat het toch gaat zoals het bedoeld is, dat dit de weg is.’ Ik vraag of deze oefening haar ook wat brengt en ze antwoordt: ‘Hele mooie gesprekken, echt hele bijzondere en inspirerende ontmoetingen.’ Even later zegt ze: ‘Weet je, het is weer zo subtiel aan het worden, zoals het in februari was.’ Ik vraag wat ze daar mee bedoelt en ze antwoordt: ‘Verfijnd, ik merk dat de kleinste dingen me kunnen aanraken, ik word gevoeliger. De grens tussen leven en de overgang wordt weer veel kleiner, waardoor …., het is net alsof het licht feller schijnt op synchroniciteit.’ Ik vertel haar dat ik moet denken aan wat ik eens las in een boekje van Hans Stolp. Hij schrijft daarin zo beeldend over wat de stervende beleeft op de grens van de dood. Dat bij het sterven het etherische en astrale lichaam loskomen van het fysieke lichaam en wat dat voor gevolgen heeft. Daarbij schetst hij het beeld van een duikerspak, dat vrij strak om het fysieke lichaam heen zit en daarmee de geestelijke wereld helemaal afsluit. In het stervensproces begint dat duikerspak te ‘lubberen’, waardoor het een beetje loskomt van het fysieke lichaam en daardoor wordt het mogelijk enige indrukken van de geestelijke wereld op te doen. De deur wordt als het ware op een kier gezet en dat kan leiden tot helderwetende, helderhorende, heldervoelende en soms zelfs tot helderziende ervaringen. Ze vertelt dat ze die ochtend een boek las (‘In het licht van sterven’) en dat ineens haar oog viel op een stukje over het natuurlijke proces van sterven. Dat, net zoals we in de moederschoot worden gevormd uit en door de vier elementen aarde, water, vuur en lucht, deze elementen ons tijdens het stervensproces weer een voor een verlaten. ‘Dat heb ik me nooit zo beseft, zegt ze, wat bijzonder eigenlijk, ik was helemaal verrast.’ We spreken erover dat we in onze maatschappij dat natuurlijke proces een beetje zijn vergeten, maar dat het uiteindelijk toch gaat zoals het bedoeld is om te gaan. En we nemen de vier elementen samen door. Waar is zij in haar proces? Wat vraagt daarin haar aandacht nu? En steeds weer benoemt ze, hoe belangrijk het voor haar is dat zij de weg van haar ziel kan volgen, dat het mag gaan zoals het bedoeld is te gaan. Vooral nu, in dit laatste stuk van haar leven. Maar ook dat ze daarin – in zichzelf - twijfel ontmoet, onrust, onzekerheid, soms ook angst en verdriet. Omdat ze zo afhankelijk is. We zeggen dat het van belang is dat ze zich uitspreekt, dat ze haar partner en ook de begeleiding in het hospice mee neemt in wat haar bezighoudt. Het is niet altijd mogelijk iets te veranderen, maar je uitspreken kan al zo bevrijdend en helpend zijn. Dan zegt ze: Het aparte is dat ik steeds zelf het gevoel heb dat ik eerder ga dan dat iedereen door heeft. En dat vind ik ook wel spannend merk ik, want ik wil zo graag dat iemand mijn hand vast houdt. Ik weet hoe belangrijk dit voor haar is, want ze noemde het al eerder. En ik vraag of ze daarop kan vertrouwen. Ze moet opnieuw huilen en zegt: ‘Het gaat toch zoals het bedoeld is, hè?’ Ik zeg: maar misschien betekent dat niet, dat je niks mag ‘doen’, of niks mag vragen. Ik haal terug wat ze zelf eerder vertelde over synchroniciteit. Dat er mensen bij haar waren, precies op het juiste moment, en dat steeds de juiste persoon haar spiegelde in iets wat ze op dat moment zelf niet kon zien. Of dat ze soms iets leest – toevallig – en dat dat dan net iets is wat ze nodig heeft, wat haar helpt. Is dat regie nemen? Of is het eerder luisteren, voelen en volgen? Ze antwoordt: ‘Ik denk dat mijn verwarring daarin zit, dat ik het gevoel heb dat als ik de regie neem, dat ik bepaal of zo, dat ik dan dus onvoldoende vertrouw.’ En dan vertelt ze over haar ervaringen met haar – zoals ze dat zelf noemt – afnemers, de mensen die ze de afgelopen jaren mocht begeleiden. Ze zegt: ‘Ik weet dat het niet gaat over een lijdzaam, afwachtend proces, eerder over een soort van voorbereiden en daarna loslaten. Weet je, regie is gewoon een beetje een vies woord …’ Aansluitend vertelt ze, dat ze de afgelopen dagen ‘weg was’ bij synchroniciteit, maar dat het gelukkig weer dichterbij is gekomen. Dat het dan voor haar zo belangrijk is contact te maken met haar lichaam, omdat ze dan beter kan voelen. We zeggen tegen elkaar dat waar zij zich eerder verbond met haar ‘afnemers’, en ze in die verbinding samen konden luisterden, dat ze zich nu met haar lichaam verbindt en luistert naar wat het haar te vertellen heeft. Het is ook een samen, maar dan anders. Dan zegt ze: ‘Het is wel een beetje veel soms, dit ultieme loslaten. En weet je wat ik er zelf zo fascinerend aan vindt, dat er aan de ene kant nog een enorme wil is om te leven en aan de andere kant denk ik, …., de andere zijde lonkt ook ergens. Wat maakt nou dat je, nou ja, ….., ik sta gewoon met het ene been aan de ene kant en met het andere been aan de andere kant. Ik ben wel verrast over de wilskracht die er nog is, en dat mijn persoonlijkheid nog echt zo, …. Weet je, er komt volgende week bijvoorbeeld een nieuwe gast, nou ik ben hartstikke nieuwsgierig.’ We spreken over de gedachte dat sterven een ‘andere geboorte’ is: ‘Dat vind ik ook wel verrassend, zegt ze, in die zin dat je aan het eind van je leven, …., nou, ik heb nu zo’n luierbroek aan, de foetushouding komt terug, ik heb gisteren Brinta gegeten, …., weet je, het is heel bijzonder. Dus eigenlijk komt het proces terug, in een andere vorm natuurlijk …. En waar ik een jaar geleden nog zei: niemand komt aan mijn billen, denk ik nu: wat heerlijk dat jullie mijn billen wassen, hè lekker, daar word ik lekker schoon van, nou prima. Weet je, ik word zelfs ’s avonds ingestopt, nou, niets is lekkerder dan ingestopt te worden! Dat is zo heerlijk. En het zijn natuurlijk allemaal vrouwen hier, dus het lijkt net alsof mijn moeder dan .., en sommigen geven even een schouderklopje. Er is er eentje die geeft zelfs nog een zoentje, …. dat is lief, dat is heel zacht. Ja, dat vind ik echt heel fijn.’ We ronden ons gesprek af met de LIEFDE, de LIEFDE met hoofdletters. En over hoe belangrijk het is, dat je die dingen doet waar je echt blij van wordt. En dat ieder mens daarin zijn eigen weg heeft te gaan. Ja, en dat het allemaal gaat over Vertrouwen. Met een hoofdletter V.
1 Comment
|
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |