Over kwetsbaar en tegelijk ook zo krachtig zijn
Het is zaterdagmiddag 25 juli, bijna 16 uur. Ik krijg een appje binnen op mijn telefoon. De zin die er uit springt is: ‘Wie zou vannacht bij haar willen/kunnen slapen.’ Ik overleg kort met het thuisfront en app dan terug dat ik er kan zijn, die avond en nacht. Het is 21 uur wanneer ik mijn auto parkeer bij het hospice, het bijna-thuishuis waar ze nu al 12 weken ligt. Gelijk wanneer ik binnenkom wordt me gevraagd of ik wat zou willen drinken. Nou, graag, een kopje thee. Even later zit ik naast haar, aan haar bed. We praten wat. Ze vertelt dat het niet eenvoudig was, de vraag te stellen of er mensen bij haar zouden willen slapen. ‘Maar ik ben zo bang steeds, zegt ze, vooral in de nacht, en dan is het fijn wanneer ik iemands hand mag vasthouden.’ Ik vraag haar waarom het zo moeilijk was, die vraag te stellen. Ze antwoordt, dat ze nog mag leren haar eigen ruimte in te nemen, dat ze dat in haar leven eigenlijk niet of nauwelijks heeft gedaan. Ze was gewend de ander zijn of haar ruimte te geven, om daaromheen te bewegen en zich te voegen. Nu ze aan het einde van haar leven is, is er niets meer te voegen, ze heeft er de energie ook niet meer voor. Nu is zij het, zij mag haar eigen verlangens beluisteren en waar mogelijk volgen. Zij mag haar eigen ruimte helemaal innemen. Daar is moed voor nodig, maar ze heeft haar verlangen uitgesproken en de komende nachten hoeft ze niet alleen te zijn. Er wordt een slaapplaats voor mij gecreëerd. Het hospice is in het bezit van een koppelbed, en dat wordt door twee vrijwilligers haar kamer in gereden. Het is even passen en meten – de kamer is immers berekend op één bed - maar het lukt en niet veel later staan de twee bedden naast elkaar, als was het één bed. Ze geniet er zichtbaar van. Wanneer we beide op bed liggen, vraagt ze me of ze mijn hand mag vasthouden. En zo liggen we, ieder op ons eigen bed en toch verbonden. Dan val ik langzaam in slaap. De nacht is er een van waken en slapen. Soms is ze onrustig, soms is er pijn, soms zijn er tranen en soms is er gewoon praktisch wat nodig. De verpleegkundige die nachtdienst heeft loopt zo nu en dan binnen. Mijn hand wordt met enige regelmaat gezocht. Het is half negen wanneer ik weer wat naast me hoor. Ze is wakker, het is een nieuwe dag. Ik trek de gordijnen open, het miezert een beetje maar in de verte lijkt het op te klaren. We ontbijten samen, op bed, en daarna maak ik me klaar terug naar huis te gaan. Zij is ook weer moe. Alles is veel voor haar; de handelingen aan haar bed, de gesprekken, geluiden en bewegingen. Wanneer ik de deur achter me dicht trek, doet zij nog even haar ogen dicht. #stervensbegeleiding #hospice #koppelbed #krachtig #kwetsbaar #demoedhebbenomtevragen
0 Comments
Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in de toekomst om. Ik ben een oceaan van wachten, waterdun omhuld door ’t ogenblik. Zuigend eb van het gemoed, dat de minuten trekt en dat de vloed diep in zijn duister bereidt. Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd? – M. Vasalis – |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |