Wanneer we op vakantie gaan, of emigreren naar een ander land, dan bereiden we ons voor. We lezen ons in, zoeken misschien informatie over die andere cultuur, de gebruiken en gewoonten van dat nieuwe land en we maken een reisplan. Ook kijken we zorgvuldig naar wat we mee willen nemen; niet te veel, en zeker ook niet te weinig.
Wanneer we de overgang gaan maken van dit aardse bestaan naar de wereld van de geest, dan kunnen we ons ook voorbereiden. Nee, we weten niet precies waar we naar toe op weg zijn of hoe het er daar eruit ziet. De voorbereidingen zoals hierboven geschetst lijken dan ook geen zin te hebben. Toch kunnen we ons wel innerlijk voorbereiden. Vorige week had ik daar een prachtig gesprek over. Zij lag op bed en ik zat naast haar. Ze vertelde over de vele herinneringen die de afgelopen weken door haar heen gingen. Dat ze zich een rijk mens voelt en dat ze een rijk leven heeft gehad. De dankbaarheid die ze daarbij ervaart, is als een liefdesstroom die haar opent. Toch zijn er ook herinneringen die haar verzwaren. ‘Denk je dat het belangrijk is te vergeven, voor ik de overgang maak’, vraagt ze me. En ze vertelt over een gebeurtenis in haar vroege jeugd. Een indringende gebeurtenis die als een schaduw met haar is meegereisd door haar hele leven heen en die haar - op bepaalde levensgebieden - heeft verzwaard en belast. Ik antwoordde dat die gebeurtenis en de gevolgen voor haar leven, van dit aardse leven zijn. De vraag is, zei ik, of je bepaalde gevoelens en emoties die je nog bij je draagt, mee wilt nemen over de grens van de dood heen. Misschien verzwaren ze je, tijdens de overgang die je gaat maken. En misschien bevrijd het je, wanneer je ze hier kunt laten. Iets met lichter reizen. We spraken over een metafoor die ik die week toevallig las ik een boek dat ik eerder van haar kreeg. De metafoor schetst het beeld van een kasteel en wil de rijkdom van onze binnenwereld illustreren. Stel je voor, zei ik, dat je een groot kasteel bent, met lange gangen en vele kamers. Iedere kamer in het kasteel is perfect en vertegenwoordigt een bepaald aspect van jou. Alle kamers en gangen samen vormen een geïntegreerd en compleet geheel. Als kind bewoonde je het hele kasteel, je onderzocht alle hoekjes en ruimtes van het kasteel, zonder schaamte, zonder oordeel en zonder angst. Tot er mensen komen die je vertellen dat bepaalde kamers in jouw kasteel niet goed zijn. Of die kamers betreden waar ze niet behoren te zijn. Je sluit kamers af. Omdat ze volgens die anderen niet in jouw kasteel horen, of omdat ze jou een pijnlijk, verdrietig of onzeker gevoel geven wanneer je ze betreedt. Het licht valt er niet langer naar binnen en na verloop van tijd vergeet je de kamers zelfs helemaal. Misschien, zo zeiden we, nodigt het leven je uit om nog één keer alle kamers van jouw kasteel te bezoeken. Ook de kamers die je had afgesloten. De herinneringen, die nu als vanzelf in je opkomen - ook de moeilijke of onprettige - helpen je daarbij. Aan het einde van ons gesprek zei ze: ‘Er zijn mensen, die me vragen of ik niet lijd nu. Maar dat doe ik niet. Ik vind dit stuk niet makkelijk, maar ik denk dat ik deze tijd nog heb gekregen om dingen af te ronden en aan te kijken.’ Zo beweegt zij op de grens van twee werelden. Achter haar ligt het bekende en voor haar het onbekende. Innerlijk bereidt zij zich voor op haar reis. In alle kamers van haar kasteel ontsteekt ze het licht en moedig onderzoekt ze wat er ligt. Ze houdt vast wat bij haar hoort en wat ze mee wil nemen op haar reis. Ze ruimt op en laat los wat haar verzwaart en belast. Ik wens haar toe dat ze licht mag reizen.
0 Comments
Een tijd van omarmen
een tijd van omarmd te worden een tijd van zorgen en dragen een tijd om verzorgd en gedragen te worden. Een tijd van troosten een tijd van getroost te worden een tijd om te omhullen een tijd om omhuld te worden een tijd om geboren te worden een tijd om te sterven. Eens komt jouw tijd om te voelen dat het licht van de liefde de donkere dagen overwint. - Claire vanden Abbeele - Het is alweer een paar weken geleden dat ik haar zag. Om haar heen is het rustiger geworden. Verschillende mensen die een stukje zorg voor hun rekening namen, hebben tijdelijk af moeten haken. Niet omdat ze dat wilden, maar omdat Corona de regie heeft overgenomen. Sommigen werken in de zorg en willen in het contact voorzichtig zijn. Anderen zijn verkouden. Of hebben een gezinslid dat grieperig is. ‘De spoeling wordt dun’, zal haar man daar later over zeggen.
Maar niet alleen de wereld om haar heen is veranderd, ook haar innerlijke wereld is veranderd. Haar brein werkt niet meer zoals ze gewend is dat het werkt. Het lijkt of het haar voor de gek houdt. ‘Ik zie je zitten’, zegt ze, ‘maar ik weet niet zeker of het waar is’. Het is moeilijk onder woorden te brengen wat er in haar hoofd gebeurt. Maar ik kan zien dat het haar onzeker maakt. Onrustig ook. ‘Ik zou zo graag weer rust vinden en voelen dat het gaat zoals het bedoeld is te gaan’, zegt ze. Ik kijk haar aan. En zeg het enige dat ik kan zeggen is. Dat de gedachte dat het mag gaan zoals het bedoeld is te gaan, misschien een menselijke gedachte is. En dat die gedachte misschien onbewust door haarzelf is ‘ingekaderd’. ‘Misschien gaat het nu wel, zoals het bedoeld is te gaan’, zeg ik, ‘maar is dat niet te volgen vanuit menselijk of aards perspectief’. Zoiets zeg ik. Voorzichtig en zachtjes. Ze kijkt me aan. Een poosje later wil ze op de stoel zitten. Zij drinkt een kopje bouillon en ik een kopje koffie. Ik zie haar blik onrustig heen en weer dwalen. Van het raam naar de lamp. Van de lamp naar de tafel. Van de tafel naar het kastje. En dan weer terug naar de lamp. Ze strekt haar hand uit en raakt de lamp aan. ‘Het is zo raar in mijn brein’, zegt ze nog maar eens. ‘Ik voel de lamp, maar ik weet niet zeker of het waar is wat ik voel.’ Dan zegt ze wat ze al eerder zei: ‘Ik zou zo graag weer terug willen naar het vertrouwen dat er eerder was’. Ik antwoord, dat ik moet denken aan haar eigen woorden die ze sprak tijdens ons interview. Dat we nooit terug kunnen naar hoe het was. Dat ze misschien op weg is naar een nieuw vertrouwen. Een vertrouwen dat ze nu nog niet kent. Omdat ze er nog nooit is geweest. Ze knikt. Stil. Haar man scharrelt in en om het huis. Te weten dat er iemand is bij zijn vrouw, geeft hem voor even wat ruimte. Ook voor hem is dit een moeilijke, onzekere en intensieve tijd. Ze zijn feilloos op elkaar afgestemd. Een half woord is genoeg. Hij zorgt voor haar en zij wil voor hem zorgen. Hij is haar anker. En misschien is zij ook wel zijn anker. ‘Misschien ben ik wel verder in het proces dan ik denk’, zegt ze dan. Ik kijk haar aan en knik. Wanneer ik haar vraag wat haar hier houdt, antwoordt ze dat hij het is. Haar liefde voor hem. Ze wil hem nog niet alleen laten. Ik vraag haar of ze dit ook al tegen hem heeft gezegd. Ze kijkt me aan en zegt zachtjes: ‘nee’. Wat moet het ongelooflijk moeilijk zijn om los te laten. De wereld. Je vrienden. Je familie. Je geliefde. Alles wat je kent en wat je vertrouwd is. Wat moet het ongelooflijk moeilijk zijn te voelen dat je écht een andere afslag te nemen hebt. En dat je daarin geen keuze hebt. Dat je slechts kunt volgen wat er aan je gebeurt. Na het eten gaat ze naar bed. Voor mij is het tijd om naar huis te gaan. |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |