Het is alweer een paar weken geleden dat ik haar zag. Om haar heen is het rustiger geworden. Verschillende mensen die een stukje zorg voor hun rekening namen, hebben tijdelijk af moeten haken. Niet omdat ze dat wilden, maar omdat Corona de regie heeft overgenomen. Sommigen werken in de zorg en willen in het contact voorzichtig zijn. Anderen zijn verkouden. Of hebben een gezinslid dat grieperig is. ‘De spoeling wordt dun’, zal haar man daar later over zeggen.
Maar niet alleen de wereld om haar heen is veranderd, ook haar innerlijke wereld is veranderd. Haar brein werkt niet meer zoals ze gewend is dat het werkt. Het lijkt of het haar voor de gek houdt. ‘Ik zie je zitten’, zegt ze, ‘maar ik weet niet zeker of het waar is’. Het is moeilijk onder woorden te brengen wat er in haar hoofd gebeurt. Maar ik kan zien dat het haar onzeker maakt. Onrustig ook. ‘Ik zou zo graag weer rust vinden en voelen dat het gaat zoals het bedoeld is te gaan’, zegt ze. Ik kijk haar aan. En zeg het enige dat ik kan zeggen is. Dat de gedachte dat het mag gaan zoals het bedoeld is te gaan, misschien een menselijke gedachte is. En dat die gedachte misschien onbewust door haarzelf is ‘ingekaderd’. ‘Misschien gaat het nu wel, zoals het bedoeld is te gaan’, zeg ik, ‘maar is dat niet te volgen vanuit menselijk of aards perspectief’. Zoiets zeg ik. Voorzichtig en zachtjes. Ze kijkt me aan. Een poosje later wil ze op de stoel zitten. Zij drinkt een kopje bouillon en ik een kopje koffie. Ik zie haar blik onrustig heen en weer dwalen. Van het raam naar de lamp. Van de lamp naar de tafel. Van de tafel naar het kastje. En dan weer terug naar de lamp. Ze strekt haar hand uit en raakt de lamp aan. ‘Het is zo raar in mijn brein’, zegt ze nog maar eens. ‘Ik voel de lamp, maar ik weet niet zeker of het waar is wat ik voel.’ Dan zegt ze wat ze al eerder zei: ‘Ik zou zo graag weer terug willen naar het vertrouwen dat er eerder was’. Ik antwoord, dat ik moet denken aan haar eigen woorden die ze sprak tijdens ons interview. Dat we nooit terug kunnen naar hoe het was. Dat ze misschien op weg is naar een nieuw vertrouwen. Een vertrouwen dat ze nu nog niet kent. Omdat ze er nog nooit is geweest. Ze knikt. Stil. Haar man scharrelt in en om het huis. Te weten dat er iemand is bij zijn vrouw, geeft hem voor even wat ruimte. Ook voor hem is dit een moeilijke, onzekere en intensieve tijd. Ze zijn feilloos op elkaar afgestemd. Een half woord is genoeg. Hij zorgt voor haar en zij wil voor hem zorgen. Hij is haar anker. En misschien is zij ook wel zijn anker. ‘Misschien ben ik wel verder in het proces dan ik denk’, zegt ze dan. Ik kijk haar aan en knik. Wanneer ik haar vraag wat haar hier houdt, antwoordt ze dat hij het is. Haar liefde voor hem. Ze wil hem nog niet alleen laten. Ik vraag haar of ze dit ook al tegen hem heeft gezegd. Ze kijkt me aan en zegt zachtjes: ‘nee’. Wat moet het ongelooflijk moeilijk zijn om los te laten. De wereld. Je vrienden. Je familie. Je geliefde. Alles wat je kent en wat je vertrouwd is. Wat moet het ongelooflijk moeilijk zijn te voelen dat je écht een andere afslag te nemen hebt. En dat je daarin geen keuze hebt. Dat je slechts kunt volgen wat er aan je gebeurt. Na het eten gaat ze naar bed. Voor mij is het tijd om naar huis te gaan.
0 Comments
Leave a Reply. |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |