Wat gebeurt er met je wanneer je grootste angst als ouder waarheid wordt? Wat gebeurt er met jezelf en ook, wat gebeurt er met jou in relatie tot de wereld? Dit is het verhaal van Annet, een positieve en krachtige vrouw van 52 jaar. Dat ze dat positieve in zichzelf heeft weten te behouden is best bijzonder te noemen. Want Annet maakte al veel mee in haar leven. Maar misschien, zegt ze zelf, waren al die eerdere ervaringen nodig om dit ene te kunnen dragen.
Ik spreek Annet in de ochtend van woensdag 10 mei 2017. We zitten bij haar thuis aan de grote tafel die midden in haar woonkamer staat. Achter mij staat de foto van haar jongste zoon, Sjoerd. Een prachtige foto is het, je zou kunnen zeggen dat de fotograaf Sjoerd in z’n wezen heeft weten te vangen. Zijn ogen volgen je als het ware door de kamer heen en kijken diep bij je naar binnen. Naast de foto branden kaarsjes. Die branden daar altijd. Sjoerd is de aanleiding van dit gesprek. Of, liever gezegd, zijn overlijden.
Wij spreken deze ochtend over de eerste maanden daarna. Over rouw, verdriet, intense pijn en ook over de kracht van weten, vertrouwen en optimisme. Tussendoor vallen er regelmatig stiltes, soms zijn er tranen én er is ruimte voor een lach. Hieronder volgt een compilatie van ons gesprek. Daarbij hebben we ons laten leiden door 7 kaartjes met stellingen die Annet voor het gesprek heeft uitgekozen. Maar, laat ik beginnen bij het begin.
Ik spreek Annet in de ochtend van woensdag 10 mei 2017. We zitten bij haar thuis aan de grote tafel die midden in haar woonkamer staat. Achter mij staat de foto van haar jongste zoon, Sjoerd. Een prachtige foto is het, je zou kunnen zeggen dat de fotograaf Sjoerd in z’n wezen heeft weten te vangen. Zijn ogen volgen je als het ware door de kamer heen en kijken diep bij je naar binnen. Naast de foto branden kaarsjes. Die branden daar altijd. Sjoerd is de aanleiding van dit gesprek. Of, liever gezegd, zijn overlijden.
Wij spreken deze ochtend over de eerste maanden daarna. Over rouw, verdriet, intense pijn en ook over de kracht van weten, vertrouwen en optimisme. Tussendoor vallen er regelmatig stiltes, soms zijn er tranen én er is ruimte voor een lach. Hieronder volgt een compilatie van ons gesprek. Daarbij hebben we ons laten leiden door 7 kaartjes met stellingen die Annet voor het gesprek heeft uitgekozen. Maar, laat ik beginnen bij het begin.
Het begin
Het is oktober 2015. Sjoerd heeft zijn tas gepakt en is klaar voor een stage van vijf maanden op Malta. Hij volgt de opleiding International Business Studies in Zwolle en deze stage maakt onderdeel uit van het laatste studiejaar. Hij heeft er enorm veel zin in, heeft een mooie plek daar gevonden en kijkt reikhalzend uit naar een nieuwe stap in zelfstandigheid. Maar al kort nadat hij is geland op Malta wordt Sjoerd ziek. Hij wordt zelfs zo ziek dat zijn oudere broer Cars besluit hem achterna te reizen. Aangekomen bij Sjoerd bekruipt hem al snel het gevoel dat het niet goed is. Sjoerd wordt naar het ziekenhuis gebracht en vanaf dat moment is het alsof ze in een trein zitten die niet meer wil stoppen.
Sjoerd heeft een ziektegeschiedenis die alle alarmbellen laat afgaan. In groep 6 van de basisschool kreeg hij acute lymfatische leukemie. Na twee jaar van intensieve behandelingen werd hij ‘schoon’ verklaard, maar dit gegeven maakt dat er nu geen risico’s worden genomen. Sjoerd moet geïsoleerd liggen en er wordt contact gezocht met zijn behandelend arts in Nederland.
Kort nadat ook Annet en haar vriend Theo zijn aangekomen op Malta wordt duidelijk dat Sjoerd zo snel als mogelijk terug moet naar Nederland. Na een spannende vlucht wordt hij opgenomen in het VU in Amsterdam. Daar wordt vastgesteld dat de leukemie terug is; een nieuwe periode van behandelingen is noodzakelijk.
De maanden daarna verblijft Sjoerd regelmatig voor behandeling en bijwerkingen in het ziekenhuis. Het zijn maanden waarin de onzekerheid en het lijden groot zijn. De vraag of de behandeling zal aanslaan hangt boven alle dagen. Maar dat alles is niet waar dit gesprek over zal gaan. Dit gesprek begint bij het einde.
Het einde
Op zondag 10 juli 2016, om 18.45 uur blaast Sjoerd zijn laatste adem uit. Hij is dan 19 jaar oud. Of hij geweten heeft dat hij zou sterven? Achteraf denkt Annet van wel. Maar de hoop op een wonder bleef tot het allerlaatst levensgroot aanwezig.
Zaterdag 16 juli, tijdens een emotioneel samenzijn met familie en vele, vele vrienden, wordt het leven van Sjoerd herdacht. Het is Annet zelf die daar als laatste spreekt. Ze eindigt met de woorden: ‘Je bent vanuit mij geboren, ik was bij je eerste teug adem, ik mocht je in mijn armen houden toen je je laatste adem uitblies. Die cirkel is rond, te vroeg, maar ik mocht er bij zijn.’
Het is oktober 2015. Sjoerd heeft zijn tas gepakt en is klaar voor een stage van vijf maanden op Malta. Hij volgt de opleiding International Business Studies in Zwolle en deze stage maakt onderdeel uit van het laatste studiejaar. Hij heeft er enorm veel zin in, heeft een mooie plek daar gevonden en kijkt reikhalzend uit naar een nieuwe stap in zelfstandigheid. Maar al kort nadat hij is geland op Malta wordt Sjoerd ziek. Hij wordt zelfs zo ziek dat zijn oudere broer Cars besluit hem achterna te reizen. Aangekomen bij Sjoerd bekruipt hem al snel het gevoel dat het niet goed is. Sjoerd wordt naar het ziekenhuis gebracht en vanaf dat moment is het alsof ze in een trein zitten die niet meer wil stoppen.
Sjoerd heeft een ziektegeschiedenis die alle alarmbellen laat afgaan. In groep 6 van de basisschool kreeg hij acute lymfatische leukemie. Na twee jaar van intensieve behandelingen werd hij ‘schoon’ verklaard, maar dit gegeven maakt dat er nu geen risico’s worden genomen. Sjoerd moet geïsoleerd liggen en er wordt contact gezocht met zijn behandelend arts in Nederland.
Kort nadat ook Annet en haar vriend Theo zijn aangekomen op Malta wordt duidelijk dat Sjoerd zo snel als mogelijk terug moet naar Nederland. Na een spannende vlucht wordt hij opgenomen in het VU in Amsterdam. Daar wordt vastgesteld dat de leukemie terug is; een nieuwe periode van behandelingen is noodzakelijk.
De maanden daarna verblijft Sjoerd regelmatig voor behandeling en bijwerkingen in het ziekenhuis. Het zijn maanden waarin de onzekerheid en het lijden groot zijn. De vraag of de behandeling zal aanslaan hangt boven alle dagen. Maar dat alles is niet waar dit gesprek over zal gaan. Dit gesprek begint bij het einde.
Het einde
Op zondag 10 juli 2016, om 18.45 uur blaast Sjoerd zijn laatste adem uit. Hij is dan 19 jaar oud. Of hij geweten heeft dat hij zou sterven? Achteraf denkt Annet van wel. Maar de hoop op een wonder bleef tot het allerlaatst levensgroot aanwezig.
Zaterdag 16 juli, tijdens een emotioneel samenzijn met familie en vele, vele vrienden, wordt het leven van Sjoerd herdacht. Het is Annet zelf die daar als laatste spreekt. Ze eindigt met de woorden: ‘Je bent vanuit mij geboren, ik was bij je eerste teug adem, ik mocht je in mijn armen houden toen je je laatste adem uitblies. Die cirkel is rond, te vroeg, maar ik mocht er bij zijn.’
De toekomst bleek een illusie te zijn.
Annet: ‘Als je kinderen hebt, denk je altijd aan later. Kinderen worden groot, krijgen een diploma en gaan trouwen. Misschien krijgen ze kinderen en kleinkinderen. Je gaat er nooit vanuit dat je kind vóór jou zal overlijden. In die zin is die toekomst een illusie geweest. Het overlijden van Sjoerd maakt dat ik nu heel veel vraagtekens heb bij alles wat toekomst is. Kan ik nog wel ergens op vertrouwen? Ik vind dit moeilijk en ben me daar ook heel bewust van, want ik wil me niet laten leiden door angst. Maar het stemmetje zit er, in m’n achterhoofd. Misschien kun je zeggen dat het NU belangrijker is geworden. Op het moment dat ik in het nu leef, hoef ik me geen angst te maken over de toekomst, want die toekomst is er pas na dit moment. Natuurlijk maken we als mensen plannen, ik ook, en dat is ook goed, het hoort bij het leven, maar ik heb geen vertrouwen in een toekomst zonder verdriet. En dat vind ik hard werken.’
Is er iets waar je nu nog wel op kunt vertrouwen? Waar je op durft te vertrouwen?
‘Waar ik op durf te vertrouwen is puur op mijzelf. Kijk, ik kan wel zeggen ik vertrouw op Theo, op Cars, maar dat is fragiel en het kan een illusie zijn. Uiteindelijk moet ik het zelf doen. Vertrouwen moet in mij zitten en kan niet bij een ander liggen. Maar ik merk ook hoe fragiel dat vertrouwen in mij is; er zit geen rek in.’
Je zegt: ik vertrouw eigenlijk alleen op mijzelf, kun je ook vertellen wat dat precies is in jouzelf?
‘Ik vertrouw op mijn intuïtie en mijn gevoel. Kijk, de angst voor de toekomst, of de angst voor nog méér verdriet is iets wat heel erg in mij hoofd speelt, dat is de ratio. Dat wat mij een goed gevoel geeft komt van binnen, dat is mijn intuïtie, mijn ziel en daar mag ik op vertrouwen.
Soms wordt het teveel, dan gaat het met me op de loop. Maar ik weet dat de dingen komen zoals ze moeten zijn en dan gaat het erom hoe ik er op dat moment mee om ga. Dat probeer ik dan, vertrouwend op mijn gevoel.’
Is dat iets wat je hebt geleerd, dat als het komt, je er mee om kunt gaan?
Annet zoekt zorgvuldig haar woorden: ‘Ja, dat is een innerlijk weten. Maar als ik van tevoren had geweten wat er met Sjoerd zou gebeuren, … dan raak je in zo’n verdriet. Als je erin zit heb je de kracht om te doen.…, maar dat geeft op voorhand niet altijd de troost. Wanneer ik er nu aan denk om bijvoorbeeld Cars te moeten verliezen, dan voel ik precies die pijn, omdat die in mij is, dat bén ik. Dan moet ik echt proberen te denken: nee, dat is niet aan de orde, vertrouw op dat wat er is.’
Annet: ‘Als je kinderen hebt, denk je altijd aan later. Kinderen worden groot, krijgen een diploma en gaan trouwen. Misschien krijgen ze kinderen en kleinkinderen. Je gaat er nooit vanuit dat je kind vóór jou zal overlijden. In die zin is die toekomst een illusie geweest. Het overlijden van Sjoerd maakt dat ik nu heel veel vraagtekens heb bij alles wat toekomst is. Kan ik nog wel ergens op vertrouwen? Ik vind dit moeilijk en ben me daar ook heel bewust van, want ik wil me niet laten leiden door angst. Maar het stemmetje zit er, in m’n achterhoofd. Misschien kun je zeggen dat het NU belangrijker is geworden. Op het moment dat ik in het nu leef, hoef ik me geen angst te maken over de toekomst, want die toekomst is er pas na dit moment. Natuurlijk maken we als mensen plannen, ik ook, en dat is ook goed, het hoort bij het leven, maar ik heb geen vertrouwen in een toekomst zonder verdriet. En dat vind ik hard werken.’
Is er iets waar je nu nog wel op kunt vertrouwen? Waar je op durft te vertrouwen?
‘Waar ik op durf te vertrouwen is puur op mijzelf. Kijk, ik kan wel zeggen ik vertrouw op Theo, op Cars, maar dat is fragiel en het kan een illusie zijn. Uiteindelijk moet ik het zelf doen. Vertrouwen moet in mij zitten en kan niet bij een ander liggen. Maar ik merk ook hoe fragiel dat vertrouwen in mij is; er zit geen rek in.’
Je zegt: ik vertrouw eigenlijk alleen op mijzelf, kun je ook vertellen wat dat precies is in jouzelf?
‘Ik vertrouw op mijn intuïtie en mijn gevoel. Kijk, de angst voor de toekomst, of de angst voor nog méér verdriet is iets wat heel erg in mij hoofd speelt, dat is de ratio. Dat wat mij een goed gevoel geeft komt van binnen, dat is mijn intuïtie, mijn ziel en daar mag ik op vertrouwen.
Soms wordt het teveel, dan gaat het met me op de loop. Maar ik weet dat de dingen komen zoals ze moeten zijn en dan gaat het erom hoe ik er op dat moment mee om ga. Dat probeer ik dan, vertrouwend op mijn gevoel.’
Is dat iets wat je hebt geleerd, dat als het komt, je er mee om kunt gaan?
Annet zoekt zorgvuldig haar woorden: ‘Ja, dat is een innerlijk weten. Maar als ik van tevoren had geweten wat er met Sjoerd zou gebeuren, … dan raak je in zo’n verdriet. Als je erin zit heb je de kracht om te doen.…, maar dat geeft op voorhand niet altijd de troost. Wanneer ik er nu aan denk om bijvoorbeeld Cars te moeten verliezen, dan voel ik precies die pijn, omdat die in mij is, dat bén ik. Dan moet ik echt proberen te denken: nee, dat is niet aan de orde, vertrouw op dat wat er is.’
Het zware wordt verlicht door het zware aan te kijken.
Annet: ‘Op het moment dat je aan hele moeilijke dingen als verlies en gemis denkt, dan is er een onoverkomelijke berg, want je denkt aan iets wat je niet kan overzien. Maar ik heb ervaren dat wanneer ik bewust met een situatie omga het toch anders blijkt te zijn dan ik had bedacht. Er zit altijd meer kracht in je dan je kunt bedenken. Op het moment zelf is er iets in je waardoor je de dingen aankunt, waardoor het lichter wordt, hanteerbaar, je pakt het met brokjes.’
Word je in het moment dan geholpen door iets?
‘Ja, dat denk ik wel. Of dat nou iemand in je omgeving is, een zuster die je een kop koffie brengt, of iets wat je net leest, of door gewoon naar buiten te kijken waardoor je even rust kunt vinden in de natuur. En zelf heb ik het geluk dat ik een positief mens ben, niet somber. Ik ben gauw geneigd het licht te zoeken in het donker.
Maar als ik nu kijk naar de ziekteperiode van Sjoerd - ik zie af en toe de filmpjes terug, of ik lees iets uit die periode - dan denk ik, mijn God, hoe heb ik dat in vredesnaam gekund. Dat heeft er dan mee te maken dat er in zo’n periode ook licht is. Je pakt het stukje bij beetje, en ergens haal je je troost, je kracht vandaan.’
Dus wanneer je ergens naar kijkt waarvan je denkt: ‘maar dat wil ik niet’, dan is het alsof je daarin wegzakt? En ergens echt aanwezig zijn geeft kracht?
‘Het is meer de angst voor het onbekende denk ik, dan gaat de angst overheersen. Als je erin bent, dan doorleef je het en dan ga je erin mee. Dan zie je dat je nodig bent.’
Wat heeft jou geholpen om al die maanden bij Sjoerd aanwezig te kunnen zijn?
‘Iets in mij zei constant: dit kun je nooit meer overdoen. Loop niet weg voor de dingen maar ga het aan. Nu weet ik dat ik alles heb gegeven, alles heb gedaan, ik ben zelfs door mijn zware, mijn zwarte momenten gegaan om bij Sjoerd te zijn. Daar heb ik niks laten liggen. En dat geeft mij nu troost.’
Annet: ‘Op het moment dat je aan hele moeilijke dingen als verlies en gemis denkt, dan is er een onoverkomelijke berg, want je denkt aan iets wat je niet kan overzien. Maar ik heb ervaren dat wanneer ik bewust met een situatie omga het toch anders blijkt te zijn dan ik had bedacht. Er zit altijd meer kracht in je dan je kunt bedenken. Op het moment zelf is er iets in je waardoor je de dingen aankunt, waardoor het lichter wordt, hanteerbaar, je pakt het met brokjes.’
Word je in het moment dan geholpen door iets?
‘Ja, dat denk ik wel. Of dat nou iemand in je omgeving is, een zuster die je een kop koffie brengt, of iets wat je net leest, of door gewoon naar buiten te kijken waardoor je even rust kunt vinden in de natuur. En zelf heb ik het geluk dat ik een positief mens ben, niet somber. Ik ben gauw geneigd het licht te zoeken in het donker.
Maar als ik nu kijk naar de ziekteperiode van Sjoerd - ik zie af en toe de filmpjes terug, of ik lees iets uit die periode - dan denk ik, mijn God, hoe heb ik dat in vredesnaam gekund. Dat heeft er dan mee te maken dat er in zo’n periode ook licht is. Je pakt het stukje bij beetje, en ergens haal je je troost, je kracht vandaan.’
Dus wanneer je ergens naar kijkt waarvan je denkt: ‘maar dat wil ik niet’, dan is het alsof je daarin wegzakt? En ergens echt aanwezig zijn geeft kracht?
‘Het is meer de angst voor het onbekende denk ik, dan gaat de angst overheersen. Als je erin bent, dan doorleef je het en dan ga je erin mee. Dan zie je dat je nodig bent.’
Wat heeft jou geholpen om al die maanden bij Sjoerd aanwezig te kunnen zijn?
‘Iets in mij zei constant: dit kun je nooit meer overdoen. Loop niet weg voor de dingen maar ga het aan. Nu weet ik dat ik alles heb gegeven, alles heb gedaan, ik ben zelfs door mijn zware, mijn zwarte momenten gegaan om bij Sjoerd te zijn. Daar heb ik niks laten liggen. En dat geeft mij nu troost.’
Dit hebben de afgelopen maanden mij geleerd, over mij, over het leven.
Annet: ‘Ik heb geleerd om op mijn intuïtie te vertrouwen. Ik heb ook veel geleerd over mijzelf, over rouw en dat het een heel eenzaam proces is, een leerweg. De resetknop van mijn leven is ingedrukt. Ik moet het weer helemaal opnieuw gaan uitvinden: hoe sta ik nu in mijn leven, bij de mensen om mij heen, in het gezin, in alles. Daar ben ik nog heel erg mee bezig.
Soms denk ik dat de tegenslagen die ik de afgelopen jaren heb gehad mij als het ware hebben klaargestoomd voor nu. Niet alleen kan ik de rouw volledig ingaan, maar ik kan ook zien dat dit een leerweg is. En dan bedoel ik een spirituele leerweg. Ik las het boekje ‘Als een geliefde sterft’ van Hans Stolp. Het gaf mij het inzicht dat Sjoerd – in waar hij nu is – geholpen wordt door dat wat ik nu leer en doormaak. Ook hij leert daarvan en het kan zijn weg makkelijker maken. Natuurlijk weet ik dat dat helemaal niet zo hoeft te zijn, want we weten niet wat hierna gebeurt. Ik weet wel dat het mij troost geeft. De dood is voor mij nooit het eindpunt geweest, maar dat wij hier nog een taak kunnen volbrengen voor diegenen die zijn overleden, dat geeft mij kracht. Want dan doe ik het hier niet voor niks. Dan is het niet alleen maar zorgen dat ik de dag doorkom.
In programma’s op televisie, of wanneer ik iets lees over de dood of over rouw, zoek ik steeds naar het antwoord, de gouden tip: als je dit doet of ondergaat, dan is het morgen of volgende week over, dan doet het niet meer zo zeer, of dan val ik niet meer in het gat. En hoe verder ik daarin kom, hoe meer ik me bewust ben dat dat antwoord niet komt. Want voor iedereen is het anders. Wat mij wel hoop geeft, is dat er miljoenen mensen zijn die dit soort dingen meemaken, en die leven allemaal ook verder. Allemaal op hun eigen manier, allemaal met hun eigen rugzak. Het leven wordt niet meer hetzelfde. Er is het leven voor Sjoerd zijn dood en er is het leven na Sjoerd zijn dood.’
Annet: ‘Ik heb geleerd om op mijn intuïtie te vertrouwen. Ik heb ook veel geleerd over mijzelf, over rouw en dat het een heel eenzaam proces is, een leerweg. De resetknop van mijn leven is ingedrukt. Ik moet het weer helemaal opnieuw gaan uitvinden: hoe sta ik nu in mijn leven, bij de mensen om mij heen, in het gezin, in alles. Daar ben ik nog heel erg mee bezig.
Soms denk ik dat de tegenslagen die ik de afgelopen jaren heb gehad mij als het ware hebben klaargestoomd voor nu. Niet alleen kan ik de rouw volledig ingaan, maar ik kan ook zien dat dit een leerweg is. En dan bedoel ik een spirituele leerweg. Ik las het boekje ‘Als een geliefde sterft’ van Hans Stolp. Het gaf mij het inzicht dat Sjoerd – in waar hij nu is – geholpen wordt door dat wat ik nu leer en doormaak. Ook hij leert daarvan en het kan zijn weg makkelijker maken. Natuurlijk weet ik dat dat helemaal niet zo hoeft te zijn, want we weten niet wat hierna gebeurt. Ik weet wel dat het mij troost geeft. De dood is voor mij nooit het eindpunt geweest, maar dat wij hier nog een taak kunnen volbrengen voor diegenen die zijn overleden, dat geeft mij kracht. Want dan doe ik het hier niet voor niks. Dan is het niet alleen maar zorgen dat ik de dag doorkom.
In programma’s op televisie, of wanneer ik iets lees over de dood of over rouw, zoek ik steeds naar het antwoord, de gouden tip: als je dit doet of ondergaat, dan is het morgen of volgende week over, dan doet het niet meer zo zeer, of dan val ik niet meer in het gat. En hoe verder ik daarin kom, hoe meer ik me bewust ben dat dat antwoord niet komt. Want voor iedereen is het anders. Wat mij wel hoop geeft, is dat er miljoenen mensen zijn die dit soort dingen meemaken, en die leven allemaal ook verder. Allemaal op hun eigen manier, allemaal met hun eigen rugzak. Het leven wordt niet meer hetzelfde. Er is het leven voor Sjoerd zijn dood en er is het leven na Sjoerd zijn dood.’
De dood is steeds dichterbij dan je denkt.
Annet: ‘Dat heeft te maken met de angst én met het hebben van vertrouwen in de toekomst. Mijn eigen dood boezemt mij niet meer zoveel angst in. Wel de dood van een geliefde, dat is vreselijk én het is dichtbij, maar ik weet nu dat er weer een dag komt waarop je kunt lachen, waarop je gewoon je boodschappen doet en de krant weer gaat lezen. Want ik heb het eerder al ervaren met mijn ouders. En zo gebeurt het ook nu, na het overlijden van Sjoerd. Af en toe zak ik weer terug in een diep dal, dan wordt die wond weer opengereten. En in mijn hele zwarte momenten, en die heb ik echt, dan kan ik denken: als mijn dood nu zou komen, wat zou dat een verlossing zijn. Dan hoef ik die pijn niet meer te voelen, niet meer die last, dat zware, niet meer dat verdriet. Maar dan denk ik ook aan wat ik achter zou laten. Mijn verantwoordelijkheidsgevoel zal mij altijd weerhouden.’
Gaat het er ook over dat je het leven hebt te leven dat je hebt gekregen?
‘Ja, en in dat leven zijn er daarom ook mensen om mij heen waar ik zoveel om geef dat ik dat verantwoordelijkheidsgevoel voel. Zou ik helemaal alleen staan, dan weet ik het niet. Misschien zou dan de drempel een stuk lager zijn.’
Heeft dit verantwoordelijkheidsgevoel ook te maken met de waarde die je aan jouzelf en aan jouw leven geeft?
‘Nee, want als ik het heb over de echt zwarte momenten, dan gaat het niet meer om mijn eigen leven. Dan kan ik wel honderd keer proberen te bedenken dat mijn leven het waard is, dat het mijn ontwikkelingsproces is, maar dan is het zo zwart, dan kan ik daar niet meer bij. Iets anders neemt het dan over. Dan lijkt de dood mij wel heel fijn. Maar ik weet ook dat het niet de oplossing is. Natuurlijk is er een stemmetje dat zegt: ja, maar als je dood bent, dan zie je het verdriet van je geliefden toch niet. Dat stemmetje probeert het wel, maar ik zie het echt als iets wat op dat moment bij mij is, maar misschien niet van mij is. Het is er, maar ik hoef er niks mee.’
Dus er is iets wat jou leidt. Ook in het allerdiepste donker.
‘Ja, ook in het allerdiepste donker. Dan is er toch iets wat mij de kracht geeft. De dood ís er en je kunt hem laten overheersen in je leven, maar je kunt ook zeggen: de dood is er zoals de lucht er is en de zon er is. De dood is soms ook een verlossing. Bij Sjoerd was het uiteindelijk wel een verlossing. Zo kun je er ook naar kijken. Het hoeft niet altijd iets te zijn wat angst inboezemt.’
Annet: ‘Dat heeft te maken met de angst én met het hebben van vertrouwen in de toekomst. Mijn eigen dood boezemt mij niet meer zoveel angst in. Wel de dood van een geliefde, dat is vreselijk én het is dichtbij, maar ik weet nu dat er weer een dag komt waarop je kunt lachen, waarop je gewoon je boodschappen doet en de krant weer gaat lezen. Want ik heb het eerder al ervaren met mijn ouders. En zo gebeurt het ook nu, na het overlijden van Sjoerd. Af en toe zak ik weer terug in een diep dal, dan wordt die wond weer opengereten. En in mijn hele zwarte momenten, en die heb ik echt, dan kan ik denken: als mijn dood nu zou komen, wat zou dat een verlossing zijn. Dan hoef ik die pijn niet meer te voelen, niet meer die last, dat zware, niet meer dat verdriet. Maar dan denk ik ook aan wat ik achter zou laten. Mijn verantwoordelijkheidsgevoel zal mij altijd weerhouden.’
Gaat het er ook over dat je het leven hebt te leven dat je hebt gekregen?
‘Ja, en in dat leven zijn er daarom ook mensen om mij heen waar ik zoveel om geef dat ik dat verantwoordelijkheidsgevoel voel. Zou ik helemaal alleen staan, dan weet ik het niet. Misschien zou dan de drempel een stuk lager zijn.’
Heeft dit verantwoordelijkheidsgevoel ook te maken met de waarde die je aan jouzelf en aan jouw leven geeft?
‘Nee, want als ik het heb over de echt zwarte momenten, dan gaat het niet meer om mijn eigen leven. Dan kan ik wel honderd keer proberen te bedenken dat mijn leven het waard is, dat het mijn ontwikkelingsproces is, maar dan is het zo zwart, dan kan ik daar niet meer bij. Iets anders neemt het dan over. Dan lijkt de dood mij wel heel fijn. Maar ik weet ook dat het niet de oplossing is. Natuurlijk is er een stemmetje dat zegt: ja, maar als je dood bent, dan zie je het verdriet van je geliefden toch niet. Dat stemmetje probeert het wel, maar ik zie het echt als iets wat op dat moment bij mij is, maar misschien niet van mij is. Het is er, maar ik hoef er niks mee.’
Dus er is iets wat jou leidt. Ook in het allerdiepste donker.
‘Ja, ook in het allerdiepste donker. Dan is er toch iets wat mij de kracht geeft. De dood ís er en je kunt hem laten overheersen in je leven, maar je kunt ook zeggen: de dood is er zoals de lucht er is en de zon er is. De dood is soms ook een verlossing. Bij Sjoerd was het uiteindelijk wel een verlossing. Zo kun je er ook naar kijken. Het hoeft niet altijd iets te zijn wat angst inboezemt.’
Aanvaarden is diep, soms dieper dan ik kan.
Annet: ‘Aanvaarden is voor mij dat je er oké mee bent, dat het een deel van je wordt, dat je er niet tegen vecht, dat je ermee samenvloeit. Wanneer ik het heb over de rouw en het verlies van Sjoerd, dan weet ik niet of ik ooit bij aanvaarden kom. Dat denk ik niet. Ik denk wel dat het een deel van mij wordt, dat ik er uiteindelijk misschien makkelijker mee kan leven. Maar het hoort bij mijn leven, het verlies van Sjoerd zit altijd in me. Iemand zei me dat verlies is als een open wond. Op een gegeven moment komt er een dun vliesje over de wond. Maar dan gebeurt er weer wat en het vliesje knapt, de wond opent zich opnieuw. En dat gebeurt keer na keer. In de loop der jaren zal er een litteken ontstaan, maar ook littekens kunnen zeer doen. Het wordt nooit meer een zacht stukje huid. Aanvaarden is werken en ik denk dat dit altijd zo blijft. En inderdaad, soms dieper dan ik kan.’
Je schetst het beeld van de wond, van een litteken aan de oppervlakte, maar littekens zijn er ook in de onderhuidse huidlagen. Is het dan ook dieper dan je kunt zien?
‘Ja, en misschien ook dieper dan je zelf weet. Want wat hier van binnen allemaal zit, dat weet je niet, je voelt het alleen. Dan denk je, hé, er klopt iets niet, het zit niet lekker, het trekt, het schuurt. Aanvaarden is diep en misschien ook wel dieper dan ik wil. Want aanvaarden zou ook betekenen dat het oké is. Zoals ik er nu tegenaan kijk is het niet oké en weet ik ook niet of dat ooit oké wordt. En of ik ooit wil dat het oké wordt. Want dat zou betekenen dat het proces voorbij is.’
Dat het goed is dat Sjoerd er niet meer is.
‘Ja, dat het prima is. Dus nee. Ik vind het soms wel oké dat het verdriet even iets minder is, want het is zo heftig constant. Soms heb ik afleiding, bijvoorbeeld als ik bij Theo ben, of wanneer we op vakantie zijn. En dat is even goed. Maar na een paar dagen verlang ik ernaar om de pijn weer helemaal in te gaan, om weer even helemaal verdrietig te zijn.’
Ben je dan dichter bij Sjoerd?
‘Nee, dan ben ik dichter bij mijzelf. Want afleiding is iets wat van buitenaf met mij gebeurt. En daar kan ik me ook prima in mee laten gaan. Maar ik ben er nog niet aan toe om dat leading te laten zijn, dat past nu niet bij mij. Ik wil verdrietig kunnen zijn, ik wil huilen en schreeuwen. En dat is echt wel minder dan maanden geleden, ik merk dat er een wat rustiger ondertoon komt, maar ik wil het nog niet diep aanvaarden. Ik wil het diep voelen.’
‘Dat betekent niet, dat ik niet in Sjoerd zijn dood berust, want dat vind ik twee hele verschillende dingen. Ik berust er wel in. Juist ook door dat ziekbed. Ik heb gezien hoe ziek hij was, hoe hij worstelde. Daarin is zijn dood welkom geweest, zo voel ik het ook echt. Ik heb vrede met de dood van de zieke Sjoerd. Maar ik heb geen vrede met de dood van de gezonde Sjoerd, de Sjoerd die leefde en die met zijn vrienden in de schuur zou moeten zitten, vakanties, en die .... De gezonde Sjoerd zien op foto’s en filmpjes, dat kan ik nog steeds niet. Voor de zieke Sjoerd heb ik de keuze gemaakt dat hij mocht gaan en daar heb ik geen berouw van. Maar aanvaarden is nog weer wat anders. Ik aanvaard het niet. Want de gezonde Sjoerd, die had hier nog moeten zijn.’
Dus aanvaarden heeft eigenlijk heel veel gezichten. Niet alleen diep of niet diep, maar er zijn zoveel dingen die te aanvaarden zijn. Het is zijn dood, dus ook zijn leven, het is jouw pijn.
‘Ja, en er is ook mijn leven. Aanvaarden van mijn leven zoals dat nu is.’
Met dat grote gat erin
‘Met dat grote gat erin. Dat heeft ook te maken met dat resetten, met hoe je er naar kijkt. Hoe ga ik nu met mijn leven om, wat voor zin geef ik er nu aan. Waar leer ik, waar laat ik vallen, waar mag ik mijzelf aanvaarden. Wie ben ik nu, als moeder van een overleden kind. Ja, daar zit heel veel. De resetknop gaat niet alleen om mij als Annet, ook Cars moet hem uitvinden, we moeten het uitvinden in de relatie met elkaar, in de relatie met Theo, in eigenlijk alles moet je opnieuw kijken…’
In relatie tot de wereld ….
‘Ja, in relatie tot de wereld. En ik denk ook dat dat iets is wat constant blijft. Het heet ook niet voor niks een rouwproces. En een proces is iets wat altijd in gang is. Over 10 of 20 jaar is het niet over.’
Annet: ‘Aanvaarden is voor mij dat je er oké mee bent, dat het een deel van je wordt, dat je er niet tegen vecht, dat je ermee samenvloeit. Wanneer ik het heb over de rouw en het verlies van Sjoerd, dan weet ik niet of ik ooit bij aanvaarden kom. Dat denk ik niet. Ik denk wel dat het een deel van mij wordt, dat ik er uiteindelijk misschien makkelijker mee kan leven. Maar het hoort bij mijn leven, het verlies van Sjoerd zit altijd in me. Iemand zei me dat verlies is als een open wond. Op een gegeven moment komt er een dun vliesje over de wond. Maar dan gebeurt er weer wat en het vliesje knapt, de wond opent zich opnieuw. En dat gebeurt keer na keer. In de loop der jaren zal er een litteken ontstaan, maar ook littekens kunnen zeer doen. Het wordt nooit meer een zacht stukje huid. Aanvaarden is werken en ik denk dat dit altijd zo blijft. En inderdaad, soms dieper dan ik kan.’
Je schetst het beeld van de wond, van een litteken aan de oppervlakte, maar littekens zijn er ook in de onderhuidse huidlagen. Is het dan ook dieper dan je kunt zien?
‘Ja, en misschien ook dieper dan je zelf weet. Want wat hier van binnen allemaal zit, dat weet je niet, je voelt het alleen. Dan denk je, hé, er klopt iets niet, het zit niet lekker, het trekt, het schuurt. Aanvaarden is diep en misschien ook wel dieper dan ik wil. Want aanvaarden zou ook betekenen dat het oké is. Zoals ik er nu tegenaan kijk is het niet oké en weet ik ook niet of dat ooit oké wordt. En of ik ooit wil dat het oké wordt. Want dat zou betekenen dat het proces voorbij is.’
Dat het goed is dat Sjoerd er niet meer is.
‘Ja, dat het prima is. Dus nee. Ik vind het soms wel oké dat het verdriet even iets minder is, want het is zo heftig constant. Soms heb ik afleiding, bijvoorbeeld als ik bij Theo ben, of wanneer we op vakantie zijn. En dat is even goed. Maar na een paar dagen verlang ik ernaar om de pijn weer helemaal in te gaan, om weer even helemaal verdrietig te zijn.’
Ben je dan dichter bij Sjoerd?
‘Nee, dan ben ik dichter bij mijzelf. Want afleiding is iets wat van buitenaf met mij gebeurt. En daar kan ik me ook prima in mee laten gaan. Maar ik ben er nog niet aan toe om dat leading te laten zijn, dat past nu niet bij mij. Ik wil verdrietig kunnen zijn, ik wil huilen en schreeuwen. En dat is echt wel minder dan maanden geleden, ik merk dat er een wat rustiger ondertoon komt, maar ik wil het nog niet diep aanvaarden. Ik wil het diep voelen.’
‘Dat betekent niet, dat ik niet in Sjoerd zijn dood berust, want dat vind ik twee hele verschillende dingen. Ik berust er wel in. Juist ook door dat ziekbed. Ik heb gezien hoe ziek hij was, hoe hij worstelde. Daarin is zijn dood welkom geweest, zo voel ik het ook echt. Ik heb vrede met de dood van de zieke Sjoerd. Maar ik heb geen vrede met de dood van de gezonde Sjoerd, de Sjoerd die leefde en die met zijn vrienden in de schuur zou moeten zitten, vakanties, en die .... De gezonde Sjoerd zien op foto’s en filmpjes, dat kan ik nog steeds niet. Voor de zieke Sjoerd heb ik de keuze gemaakt dat hij mocht gaan en daar heb ik geen berouw van. Maar aanvaarden is nog weer wat anders. Ik aanvaard het niet. Want de gezonde Sjoerd, die had hier nog moeten zijn.’
Dus aanvaarden heeft eigenlijk heel veel gezichten. Niet alleen diep of niet diep, maar er zijn zoveel dingen die te aanvaarden zijn. Het is zijn dood, dus ook zijn leven, het is jouw pijn.
‘Ja, en er is ook mijn leven. Aanvaarden van mijn leven zoals dat nu is.’
Met dat grote gat erin
‘Met dat grote gat erin. Dat heeft ook te maken met dat resetten, met hoe je er naar kijkt. Hoe ga ik nu met mijn leven om, wat voor zin geef ik er nu aan. Waar leer ik, waar laat ik vallen, waar mag ik mijzelf aanvaarden. Wie ben ik nu, als moeder van een overleden kind. Ja, daar zit heel veel. De resetknop gaat niet alleen om mij als Annet, ook Cars moet hem uitvinden, we moeten het uitvinden in de relatie met elkaar, in de relatie met Theo, in eigenlijk alles moet je opnieuw kijken…’
In relatie tot de wereld ….
‘Ja, in relatie tot de wereld. En ik denk ook dat dat iets is wat constant blijft. Het heet ook niet voor niks een rouwproces. En een proces is iets wat altijd in gang is. Over 10 of 20 jaar is het niet over.’
Rouwen is weven.
Annet: ‘Als je een stof weeft, maak je van draden iets heels, een lap stof. Door te rouwen, in ieder geval op de manier hoe ik het doe en er naar kijk, ben ik weer bestaan aan het weven. Die resetknop is ingedrukt en ik weef Annet weer in haar kracht, in haar nieuwe kracht. Rouwen doe ik dan met de draadjes van het verlies, van de lieve dingen die ik krijg, van de steun die ik krijg, van de kennis die ik mijzelf verwerf, van alles. Alles is een draadje en daarmee maak ik weer een lap Annet.’
En als je die twee lapjes nu naast elkaar zou leggen? Dat stukje van de afgelopen maanden naast de lap van de jaren daarvoor? Is er dan iets waarvan je zegt, goh, dat valt me op?
‘Nou, als we in die beeldspraak blijven dan denk ik, dat die twee lappen eigenlijk wel zo in elkaar passen. En als je ze aan elkaar naait, met een naad, dan is er ook een overlapping. Dat is de kern Annet. Er zijn dingen die in het oude én in het nieuwe lapje zitten.’
Is er dan één draad die door blijft lopen?
‘Ja, die gaat van het ene naar het andere lapje en voegt voor een gedeelte in elkaar, net zoals kleuren, die in elkaar overvloeien. Er komen ook steeds weer draadjes bij, dat zijn de invloeden van buitenaf die je anders maken, die je vormen of nieuwe inzichten geven. Misschien kun je ook wel zeggen dat de rouw één draad is, misschien wel een vreselijk dikke draad. En misschien is de rouw van mijn ouders zichtbaar door nog weer twee hele andere draden. Rouw is een stukje van het leven dat ik weef, van de Annet die ik weef. Of misschien is de rouw ook wel een lap puur geweven rouw, als onderdeel van het grote geheel. In die zin is weven ook wel weer een beetje positief, omdat je daarmee wat vormt. Van verschillende invloeden wordt weer een geheel gemaakt.
Rouwen is ook een bewegend werkwoord, het is niet statisch. De ene keer loopt het harder en de andere keer wat minder, dus je bent constant bezig en dat is met weven ook. Constant zijn er invloeden, zijn er draden, zijn er knopen, zijn er gaten… En dan kom je misschien ook wel bij aanvaarden; wil ik het, wil ik het daar hebben, wil ik een knoop of die verbinding maken.’
Of wil ik daar bewust een gat laten …
‘Ja, wil ik dat gewoon nu lekker open en …’
Wil ik het zichtbaar laten
‘Ja, precies. En dat doet me denken aan die vakantie waar je loopt, en waar niemand het weet. Eerst denk je, oh, wat heerlijk, niemand weet het. Maar na een paar dagen denk je, ik wil het zo graag vertellen. Dus ja, soms mag het even onzichtbaar zijn en soms mag het ook weer helemaal zichtbaar worden. Want ik wil het zo graag kwijt.’
Want het is verweven met jouw bestaan ..
‘Ik ben het, ik ben de rouw, ik ben het verlies van Sjoerd, maar ik ben ook de moeder van Sjoerd, dus het is …, ja….. Dat is ook wat op verjaardagen soms zo moeilijk is. Dat mensen het wel weten maar het niet bespreken, het niet benoemen. Al is het maar een kneepje in m’n arm ……’
Je voelt je dan niet gezien
‘Ik voel me niet gezien, want dat is wie ik bén, ik ben het, hoe moeilijk het ook is. Ik weet dat ik die confrontatie ben van de angst van de meeste mensen, in ieder geval van de mensen die ouders zijn, maar het is wat en wie ik ben. Dat wordt nooit meer anders. En daar ben ik nog steeds mee bezig: hoe ga ik daarmee om.’
Annet: ‘Als je een stof weeft, maak je van draden iets heels, een lap stof. Door te rouwen, in ieder geval op de manier hoe ik het doe en er naar kijk, ben ik weer bestaan aan het weven. Die resetknop is ingedrukt en ik weef Annet weer in haar kracht, in haar nieuwe kracht. Rouwen doe ik dan met de draadjes van het verlies, van de lieve dingen die ik krijg, van de steun die ik krijg, van de kennis die ik mijzelf verwerf, van alles. Alles is een draadje en daarmee maak ik weer een lap Annet.’
En als je die twee lapjes nu naast elkaar zou leggen? Dat stukje van de afgelopen maanden naast de lap van de jaren daarvoor? Is er dan iets waarvan je zegt, goh, dat valt me op?
‘Nou, als we in die beeldspraak blijven dan denk ik, dat die twee lappen eigenlijk wel zo in elkaar passen. En als je ze aan elkaar naait, met een naad, dan is er ook een overlapping. Dat is de kern Annet. Er zijn dingen die in het oude én in het nieuwe lapje zitten.’
Is er dan één draad die door blijft lopen?
‘Ja, die gaat van het ene naar het andere lapje en voegt voor een gedeelte in elkaar, net zoals kleuren, die in elkaar overvloeien. Er komen ook steeds weer draadjes bij, dat zijn de invloeden van buitenaf die je anders maken, die je vormen of nieuwe inzichten geven. Misschien kun je ook wel zeggen dat de rouw één draad is, misschien wel een vreselijk dikke draad. En misschien is de rouw van mijn ouders zichtbaar door nog weer twee hele andere draden. Rouw is een stukje van het leven dat ik weef, van de Annet die ik weef. Of misschien is de rouw ook wel een lap puur geweven rouw, als onderdeel van het grote geheel. In die zin is weven ook wel weer een beetje positief, omdat je daarmee wat vormt. Van verschillende invloeden wordt weer een geheel gemaakt.
Rouwen is ook een bewegend werkwoord, het is niet statisch. De ene keer loopt het harder en de andere keer wat minder, dus je bent constant bezig en dat is met weven ook. Constant zijn er invloeden, zijn er draden, zijn er knopen, zijn er gaten… En dan kom je misschien ook wel bij aanvaarden; wil ik het, wil ik het daar hebben, wil ik een knoop of die verbinding maken.’
Of wil ik daar bewust een gat laten …
‘Ja, wil ik dat gewoon nu lekker open en …’
Wil ik het zichtbaar laten
‘Ja, precies. En dat doet me denken aan die vakantie waar je loopt, en waar niemand het weet. Eerst denk je, oh, wat heerlijk, niemand weet het. Maar na een paar dagen denk je, ik wil het zo graag vertellen. Dus ja, soms mag het even onzichtbaar zijn en soms mag het ook weer helemaal zichtbaar worden. Want ik wil het zo graag kwijt.’
Want het is verweven met jouw bestaan ..
‘Ik ben het, ik ben de rouw, ik ben het verlies van Sjoerd, maar ik ben ook de moeder van Sjoerd, dus het is …, ja….. Dat is ook wat op verjaardagen soms zo moeilijk is. Dat mensen het wel weten maar het niet bespreken, het niet benoemen. Al is het maar een kneepje in m’n arm ……’
Je voelt je dan niet gezien
‘Ik voel me niet gezien, want dat is wie ik bén, ik ben het, hoe moeilijk het ook is. Ik weet dat ik die confrontatie ben van de angst van de meeste mensen, in ieder geval van de mensen die ouders zijn, maar het is wat en wie ik ben. Dat wordt nooit meer anders. En daar ben ik nog steeds mee bezig: hoe ga ik daarmee om.’
Vanaf vandaag leef jij in mij (link)
Annet: ‘Dat is uit het lied van Rob de Nijs. Ik heb dat ontdekt vlak na het overlijden van mijn moeder en we hebben het met de uitvaart van Sjoerd gedraaid. Ja, zo wil ik het leven en zo leven Cars en ik het ook. Zo spreken we het ook vaak naar elkaar uit. De dingen die wij doen, doen wij ook voor Sjoerd. Cars zegt ook: ik kan wel bij de pakken neer gaan zitten maar ik moet ook de leuke dingen doen, omdat Sjoerd dat zou willen. En ik doe het met hem, voor hem, zo leven wij.
Ik zou Sjoerd geen eer aan doen als ik hier alleen maar verdrietig binnen zou zitten en het leven niet meer zou liefhebben. Want hij leeft in mij en dus zou ik hem er ook mee raken. Sjoerd was iemand die van het leven hield. Daarom: met mijn ogen kijkt hij, met mijn handen voelt hij en met mijn voeten loopt hij. En dat is een enorme verantwoordelijkheid, zo zie ik het ook wel. Dat heeft te maken met wat ik eerder zei, dat het mijn eigen proces is dat ik alleen moet doen, maar als je weet dat hij in je zit, en ik geloof dat, dan doe ik dat ook voor hem. Ik neem hem in alles mee. In mijn hart, in mijn bloed, in de tattoo, in z’n as, de kaarsjes die ik iedere dag aansteek, even over de urn aaien; hij is er constant bij. Ik doe de dingen mét hem. En dat is nog weer anders dan ín mij leven, maar, dat doet hij dus ook. Ja, onlosmakelijk verbonden.
In die zin ben ik ook zo dankbaar dat de cirkel rond is. Ik heb hem het leven gegeven…, in mijn speech bij de uitvaart benoemde ik dat ook. Zijn eerste levensadem, …, en dat hij in mijn armen z’n laatste heeft uitgeblazen, dat ik bijna zijn laatste adem heb ingeademd. Dus hij leeft in mij. Dat alles is er, ja…….
Weet je, je kinderen zijn door de bloedband voor altijd onlosmakelijk met je verbonden en dat zijn lijntjes … Wanneer een kind is overleden lijkt het nog wel meer of je er voor op moet komen. Omdat hij niet meer voor zichzelf kan opkomen. Ik denk ook dat daarvan het gezegde komt: van de doden niets dan goeds. Natuurlijk had Sjoerd ook z’n dingetjes en daar hebben we het ook wel over. Maar voor mij, als moeder, ik moet echt wel voor hem opkomen, ik moet zorgen dat hij niet vergeten wordt. Dus kom bij mij, want dan leef je eeuwig voort. De dood heeft het leven weggenomen, maar niet zijn zijn.’
Annet: ‘Dat is uit het lied van Rob de Nijs. Ik heb dat ontdekt vlak na het overlijden van mijn moeder en we hebben het met de uitvaart van Sjoerd gedraaid. Ja, zo wil ik het leven en zo leven Cars en ik het ook. Zo spreken we het ook vaak naar elkaar uit. De dingen die wij doen, doen wij ook voor Sjoerd. Cars zegt ook: ik kan wel bij de pakken neer gaan zitten maar ik moet ook de leuke dingen doen, omdat Sjoerd dat zou willen. En ik doe het met hem, voor hem, zo leven wij.
Ik zou Sjoerd geen eer aan doen als ik hier alleen maar verdrietig binnen zou zitten en het leven niet meer zou liefhebben. Want hij leeft in mij en dus zou ik hem er ook mee raken. Sjoerd was iemand die van het leven hield. Daarom: met mijn ogen kijkt hij, met mijn handen voelt hij en met mijn voeten loopt hij. En dat is een enorme verantwoordelijkheid, zo zie ik het ook wel. Dat heeft te maken met wat ik eerder zei, dat het mijn eigen proces is dat ik alleen moet doen, maar als je weet dat hij in je zit, en ik geloof dat, dan doe ik dat ook voor hem. Ik neem hem in alles mee. In mijn hart, in mijn bloed, in de tattoo, in z’n as, de kaarsjes die ik iedere dag aansteek, even over de urn aaien; hij is er constant bij. Ik doe de dingen mét hem. En dat is nog weer anders dan ín mij leven, maar, dat doet hij dus ook. Ja, onlosmakelijk verbonden.
In die zin ben ik ook zo dankbaar dat de cirkel rond is. Ik heb hem het leven gegeven…, in mijn speech bij de uitvaart benoemde ik dat ook. Zijn eerste levensadem, …, en dat hij in mijn armen z’n laatste heeft uitgeblazen, dat ik bijna zijn laatste adem heb ingeademd. Dus hij leeft in mij. Dat alles is er, ja…….
Weet je, je kinderen zijn door de bloedband voor altijd onlosmakelijk met je verbonden en dat zijn lijntjes … Wanneer een kind is overleden lijkt het nog wel meer of je er voor op moet komen. Omdat hij niet meer voor zichzelf kan opkomen. Ik denk ook dat daarvan het gezegde komt: van de doden niets dan goeds. Natuurlijk had Sjoerd ook z’n dingetjes en daar hebben we het ook wel over. Maar voor mij, als moeder, ik moet echt wel voor hem opkomen, ik moet zorgen dat hij niet vergeten wordt. Dus kom bij mij, want dan leef je eeuwig voort. De dood heeft het leven weggenomen, maar niet zijn zijn.’