Vijf voor negen rijd ik de oprit bij haar huis op. Het grint knarst onder de banden van mijn auto. Wanneer ik voor de deur sta, twijfel ik even. Loop ik door, of bel ik aan? De vorige keer dat ik er was, zei ze dat ik gewoon naar binnen kon komen. Maar inmiddels zijn we ruim zes weken verder en is de situatie veranderd. Ik besluit aan te bellen. Haar man opent de deur. ‘Loop de volgende keer maar gewoon door’, zegt hij gelijk.
Zes weken geleden was ik hier om afscheid van haar te nemen. Het was de verwachting dat ze niet lang meer zou leven. Maar het verloop en de duur van een stervensproces zijn niet te voorspellen en ze is er nog. Er was een periode waarin ze voor haar gevoel al meer ‘daar’ was dan hier. Ze omschreef het zelf als een ruime heen-en-weerbeweging. Het was te horen in haar stem, die zacht was en soms bijna ijl. Nu is ze weer meer ‘hier’. Ze is dankbaar voor elke dag die haar nog wordt gegeven en ze doet haar best daarin te genieten van dat wat naar haar toe komt. Haar man is in dit alles haar vaste steun en toeverlaat. Hij is er. Ze kán ook niet meer alleen zijn, omdat ze soms slecht ziet en in haar staan en lopen onevenwichtig is. Maar in de zorg voor hem is nu aan een aantal mensen gevraagd of ze mee willen bewegen in een aanwezig-zijn programma. Zodat hij wat vrijer is in zijn dagindeling en ook weer wat kan werken. Ik mag deze ochtend bij haar zijn. Ik loop de gang door, richting de woonkamer en zie haar gelijk zitten. Ze ziet er anders uit. Haar gezicht is voller, haar lijf lijkt kleiner. Ik geef haar zacht een knuffel en ga naast haar zitten. Ze vertelt over de nacht waarin ze opnieuw zo’n nare en verstikkende droom had, waaruit ze gillend ontwaakte. Dat gebeurt haar vaker tegenwoordig. Het wordt gezien als een bijwerking van de medicijnen die ze krijgt: morfine, dormicum en dexamethason. Het lijkt voor haar nachtrust een giftige cocktail. Deze wel of niet in te nemen lijkt een keuze, maar in de praktijk is het dat voor haar niet. Zonder de medicijnen zou ze de pijn niet kunnen dragen. Ik ben aardig op de hoogte van haar wel-en-wee, want ze spreekt of schrijft bijna dagelijks een app'je in voor een kleine groep mensen om haar heen. Daarin klinkt haar kracht en eerlijkheid door, maar ook haar zoeken. Soms heeft ze het moeilijk. Deze week app'te ze: ‘Ik mag voor mijzelf bekennen ….., het waren een aantal moeilijke dagen. Teveel pijn …. en ik vind het heel moeilijk …. zo afhankelijk te worden/zijn. Daar nog mee te moeten/mogen oefenen …. Zo kwetsbaar en bang, dat ik jullie tot ‘last’ ga worden. Ik kan jullie hulp dus wel gebruiken …. de komende tijd.’ Over die angst voor afhankelijk worden spreken we samen. Kan ik dat, vraagt ze zichzelf af. Ze vertelt dat het voor haar belangrijk is daar betekenis in te kunnen vinden. Omdat het anders niet te dragen is. Nu, tijdens het schrijven van dit stukje, moet ik denken aan het interview dat ik met haar mocht hebben. Daarin sprak ze over de ‘angst voor de angst’, ze zegt dan: ‘En ik heb voor mezelf ontdekt, het is eigenlijk vaak de angst voor de angst, dat je denkt bang te zijn voor iets groots waarvan je niet weet wat het is. Want je bent er nog nooit geweest, je hebt het nog nooit aangeraakt, weet je, je hebt nog nooit ten volle gezegd, laat ik nou eens kijken dan hoe dat er uit ziet bij mij. Wat is dat dan voor mij.’ Afhankelijkheid lijkt een nieuwe ‘speler’ in haar proces. Maar het is misschien vooral die onbekendheid die angst inboezemt. Niet de afhankelijkheid zelf. Omdat die nieuw is. We hebben samen koffie gedronken, zij met een vezelrijke cracker en ik met een plakje Oudewijvenkoek. Terwijl ze lag te rusten heb ik de bloemen verzorgd, het water in de vazen ververst, sinaasappels uitgeperst en hun bed verschoond. Ik mocht haar handen masseren met heerlijk geurende rozenolie, een intiem moment van samen Zijn. Voor ik naar huis ging, at ik een broodje mee. Ik zag hoe haar wangen langzaam roze waren gekleurd. Ik zag haar trillende handen die mes en vork vasthielden. Ik hoorde haar stem die zachter en lichter was geworden. Het was tijd voor haar middagdutje en voor mij tijd om naar huis te gaan. Wat een geschenk om deze ochtend even in haar wereld te mogen stappen. Deze keer geen afscheid. Slechts een onuitgesproken vertrouwen elkaar opnieuw te mogen ontmoeten. Hoe en waar dat ook mag zijn.
0 Comments
Er komt een spraakberichtje binnen. Kort en zacht, want zoveel energie heeft ze niet meer. Toch klinkt er kracht door haar woorden heen. Zachte kracht. En tussen de woorden vallen regelmatig stiltes. Het zijn geen ongemakkelijke of lege stiltes, maar stiltes die de woorden verbinden, niet alleen met elkaar, maar vooral met haar. En wanneer woorden licht konden geven dan zouden haar woorden licht geven.
Ze vertelt hoe ze op de bank zit, mijmerend, met een kopje thee, voor het raam. Het grote raam dat uitkijkt naar de tuin. Ze vertelt dat de reeën weer terug zijn. Vijf stuks maar liefst. Haar vreugde daarover is goed te horen. Ze zegt dat ze zo geniet van iedere dag die zich weer aandient en dat iedere dag een cadeautje is. In haar leven is alles weggevallen, ze leeft haar laatste uren, dagen, of misschien nog weken, wie zal het zeggen. En toch straalt ze uit dat álles er is en dat het goed is. En dat laatste zegt ze ook vaak. Omdat ze soms moeite heeft haar ogen scherp te stellen stuur ik haar een spraakberichtje terug. Ik zeg dat haar woorden mij raken. Dat ik zoveel mensen spreek die geleefd worden door de waan van de dag. En dat ik weet dat het mij soms ook gebeurt. En in die aanzuigende werking van de waan van de dag, kunnen we denken dat die waan het leven is. Een leven waarin we uit alle macht proberen om aan verwachtingen te voldoen. Van de maatschappij en van onszelf. Maar in die verwachtingen raken we veel kwijt. Niet alleen de verbinding met onszelf, maar daarna ook die met de ander. Aan dat mechanisme ontsnappen lijkt bijna onmogelijk. Maar in een paar zinnen laat zij zien hoe eenvoudig het kan zijn. Gewoon eenmaal per dag in stilte op de bank zitten met een kopje thee. Mijmeren en naar buiten kijken. Echt kijken. Naar de kleuren van het seizoen, de vogeltjes, de reetjes, de zon of misschien de regen. Al was het maar vijf minuten. Vijf minuten losgekoppeld zijn van de buitenwereld. Vijf minuten om je werkelijk te verbinden met jezelf, je lichaam en je adem. Vijf minuten niets moeten, geen gedachten, geen agenda, geen verwachtingen. Vijf minuten om weer samen te vallen met wie jij bent, op dat moment. Het kan. En het zou een wereld van verschil maken. Misschien kunnen die vijf minuten – in het zicht van de eindigheid – dan zomaar als oneindig voelen. En kun jij in die vijf minuten ervaren wat zij ervaart: dat wanneer alles lijkt te zijn weggevallen, in stilte zichtbaar wordt dat alles er altijd is. |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |