Over loslaten (en toch ook weer niet)
We zijn op de verjaardag van zijn vriend, het is het einde van de middag. ‘Misschien ga ik vanavond al’, zegt hij ineens. Ik weet wat hij bedoelt en zeg: ‘oké schat’. Al weken leven we naar dit moment toe. Naar zijn nieuwe leven, een leven in Amsterdam. Vanaf juli heeft hij daar een kamer en morgen begint hij met een nieuwe baan. De afgelopen weken bewoog hij heen en weer tussen daar en hier, maar dat gaat nu dus echt veranderen. Mensen zeggen verbaasd: ‘Heeft hij een kamer dan, in Amsterdam?’ ‘Ja’, zeg ik dan. ‘En óók een baan?’ ‘Ja’, antwoord ik opnieuw. Trots. Want het ging allemaal niet vanzelf. In de loop van de avond wordt het misschien zeker. Hij zoekt thuis z’n laatste spullen bij elkaar en komt daarna terug om afscheid te nemen. ‘Ik loop nog even met je mee’, zeg ik. Want afscheid nemen te midden van een verjaardag vind ik niet zo’n strak plan. ‘Ik vind het ook wel spannend’, heeft hij eerder op de avond gezegd. Zijn eerlijkheid typeert en siert hem. Nu zeg ik tegen hem: ‘Het komt helemaal goed, je hebt zoveel ervaring opgedaan de afgelopen jaren.’ ‘Als die eerste week er maar op zit’, antwoordt hij. Ik geef hem een knuffel, kijk hem aan, en keer terug naar de verjaardag. ’s Nachts in bed kan ik de slaap niet vatten. ‘Je moet hem loslaten’, is wat ik steeds maar hoor. Ik beaamde dat volmondig. Maar iets in mij verzet zich enorm tegen die bewoording. Hoezo moet ik hem loslaten? Hij is mijn zoon, ik houd zielsveel van hem, dat is en zal altijd blijven. En ineens weet ik: ik hóef hem helemaal niet los te laten. Ik mag vertrouwen. Ik mag vertrouwen op het leven, op zijn leven, dat het klopt zoals het gaat, dat dit zijn moment is, zijn tijd en dat hij ‘rijp’ is voor deze stap. Ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij trouw is aan de beweging die hij voelt in zichzelf. En ik mag hem daarin volgen, in vertrouwen. Nee, loslaten zal ik hem nooit. Want Liefde Is. Hier, daar, overal. Er vloeit een rust in mijn lichaam en ergens daarna ben ik toch in slaap gevallen.
0 Comments
Over kwetsbaar en tegelijk ook zo krachtig zijn
Het is zaterdagmiddag 25 juli, bijna 16 uur. Ik krijg een appje binnen op mijn telefoon. De zin die er uit springt is: ‘Wie zou vannacht bij haar willen/kunnen slapen.’ Ik overleg kort met het thuisfront en app dan terug dat ik er kan zijn, die avond en nacht. Het is 21 uur wanneer ik mijn auto parkeer bij het hospice, het bijna-thuishuis waar ze nu al 12 weken ligt. Gelijk wanneer ik binnenkom wordt me gevraagd of ik wat zou willen drinken. Nou, graag, een kopje thee. Even later zit ik naast haar, aan haar bed. We praten wat. Ze vertelt dat het niet eenvoudig was, de vraag te stellen of er mensen bij haar zouden willen slapen. ‘Maar ik ben zo bang steeds, zegt ze, vooral in de nacht, en dan is het fijn wanneer ik iemands hand mag vasthouden.’ Ik vraag haar waarom het zo moeilijk was, die vraag te stellen. Ze antwoordt, dat ze nog mag leren haar eigen ruimte in te nemen, dat ze dat in haar leven eigenlijk niet of nauwelijks heeft gedaan. Ze was gewend de ander zijn of haar ruimte te geven, om daaromheen te bewegen en zich te voegen. Nu ze aan het einde van haar leven is, is er niets meer te voegen, ze heeft er de energie ook niet meer voor. Nu is zij het, zij mag haar eigen verlangens beluisteren en waar mogelijk volgen. Zij mag haar eigen ruimte helemaal innemen. Daar is moed voor nodig, maar ze heeft haar verlangen uitgesproken en de komende nachten hoeft ze niet alleen te zijn. Er wordt een slaapplaats voor mij gecreëerd. Het hospice is in het bezit van een koppelbed, en dat wordt door twee vrijwilligers haar kamer in gereden. Het is even passen en meten – de kamer is immers berekend op één bed - maar het lukt en niet veel later staan de twee bedden naast elkaar, als was het één bed. Ze geniet er zichtbaar van. Wanneer we beide op bed liggen, vraagt ze me of ze mijn hand mag vasthouden. En zo liggen we, ieder op ons eigen bed en toch verbonden. Dan val ik langzaam in slaap. De nacht is er een van waken en slapen. Soms is ze onrustig, soms is er pijn, soms zijn er tranen en soms is er gewoon praktisch wat nodig. De verpleegkundige die nachtdienst heeft loopt zo nu en dan binnen. Mijn hand wordt met enige regelmaat gezocht. Het is half negen wanneer ik weer wat naast me hoor. Ze is wakker, het is een nieuwe dag. Ik trek de gordijnen open, het miezert een beetje maar in de verte lijkt het op te klaren. We ontbijten samen, op bed, en daarna maak ik me klaar terug naar huis te gaan. Zij is ook weer moe. Alles is veel voor haar; de handelingen aan haar bed, de gesprekken, geluiden en bewegingen. Wanneer ik de deur achter me dicht trek, doet zij nog even haar ogen dicht. #stervensbegeleiding #hospice #koppelbed #krachtig #kwetsbaar #demoedhebbenomtevragen ‘Wat doe je in het dagelijks leven?’ Het kan zo maar een vraag zijn op een willekeurige verjaardag. Wanneer ik antwoord dat ik werk als rouw-/stervensbegeleider, haken mensen vaak af. ‘Goh, interessant’, is het antwoord, om vervolgens snel een ander onderwerp aan te snijden of om te draaien naar een andere gast. Wanneer iemand wel geïnteresseerd blijft staan, wordt soms gevraagd wat het inhoudt; rouwbegeleider, of stervensbegeleider, wat ik dan ‘doe’ en of ik van bepaalde methodieken gebruik maak. Op die vragen is niet eenvoudig én geen eenduidig antwoord te geven. Ieder mens is uniek en daarmee is elk rouwproces én wat passend en kloppend is in de begeleiding uniek. Maar wat begeleiding altijd van mij vraagt, is dat ik aanwezig ben. Met huid en haar, zeg ik dan vaak gekscherend. Waarmee ik bedoel dat ik niet (alleen) fysiek, maar vooral in mijn aandacht bij de ander ben. Dat ik niet alleen luister met mijn oren, maar met al mijn zintuigen. Waarom dat van wezenlijk belang is, legde een cliënt mij onlangs zelf nog eens haarfijn uit. Allebei hadden we onze auto geparkeerd op de parkeerplaats bij het bos waar we vaak wandelen. Nadat we waren uitgestapt en elkaar hadden begroet liepen we, op afstand naast elkaar, het bos in. Ze begon gelijk te vertellen. Dat ze zo’n chaos in haar hoofd had, onrustig was en slecht sliep. En dat ze toen had gedacht: ‘Ik heb Eva nodig’. Toen we aan het einde van ons gesprek weer richting parkeerplaats liepen, vroeg ik haar of ze in haar omgeving of netwerk andere mensen heeft met wie ze kan praten. Die zijn er, was haar antwoord, ik kan er met andere mensen ook over praten. Maar wanneer ik dan iets vertel, haken zij daar gemakkelijk op in, dan willen zij hun eigen verhaal vertellen. Daar heb ik op dat moment niet altijd behoefte aan. Met jou is dat niet zo. Wanneer ik met jou praat, kan ik mijn verhaal helemaal vertellen. Ook wanneer ik even stil ben, blijf jij luisteren. En dat helpt mij om de dingen in mijzelf op hun plek te laten vallen. De chaos verdwijnt, er komt rust.
Morgenochtend, 22 juni van 9.00 – 12.00 uur
open ik opnieuw de Vrouw & Rouw Luisterlijn. Je bent meer dan welkom mij dan te bellen: 06 348 73 111. Voor meer informatie kijk je op mijn website: https://www.vrouwenrouw.nl/ Eva De hele week voelt het alsof er iets staat te gebeuren. Maar het is al gebeurd. Vorig jaar, 22 mei 2019 in de vroege ochtend verliet jij je zieke lichaam. Hoe is het om je vriendin te verliezen, werd mij diezelfde ochtend gevraagd. Ik had nog geen idee. Veel schreef ik erover, het afgelopen jaar. Maar voor de diepte in de werkelijkheid kan ik nog steeds moeilijk woorden vinden. De afgelopen dagen las ik mijn aantekeningen van vorig jaar terug. Over ons laatste echte gesprek en jouw laatste dagen en uren. Over hoe ik bij je waakte in je – naar later bleek – laatste uren hier op aarde. Ik zie en voel mijzelf in gedachten zo weer naast je zitten. Machteloos. Stille eerbied en deemoedigheid. Kijkend naar hoe jij lag te zwoegen in je zieke lichaam. Adem in, adem uit. Heb het leven lief Jouw dood heeft mij opnieuw laten voelen hoe kostbaar het leven is, elk moment van de dag. Want alleen vandaag, dit ene moment, bestaat. De rest is illusie. Verleden en toekomst krijgen een gezicht bij de gratie van deze dag. Heb het leven lief Als de stormwind gromt en als de lente komt En verberg je niet Jou verliezen Jou verliezen bleek veel en groots. Je hebt een leegte achtergelaten die niet te vullen is. In de herinneringen vind ik je terug. Terug uit het verleden. In de herinneringen blijf jij nabij. Het woord bitterzoet komt in me op. De herinneringen aan jou zijn bitterzoet. Jou missen In het afgelopen jaar is het missen naar een andere laag gezakt. Minder scherp, maar wel veel dieper. Minder puntig, maar wel veel intenser. Het woord missen lijkt zelfs ongepast. Je mist de bus. Of een afspraak. Je mist het zout in het eten. Of een programma op tv. Maar jou? Het woord ontberen komt meer in de buurt. Ik ontbeer jouw aanwezigheid, je vriendschap, je blik, je stem, je lach, je kracht. Ik ontbeer wat jij was voor mij
en ik ontbeer wat ik was voor jou. En toch …. Soms ben je er Om mij heen En door mij heen Onuitwisbaar Voor altijd Een liefdevolle herinnering Wanneer we op vakantie gaan, of emigreren naar een ander land, dan bereiden we ons voor. We lezen ons in, zoeken misschien informatie over die andere cultuur, de gebruiken en gewoonten van dat nieuwe land en we maken een reisplan. Ook kijken we zorgvuldig naar wat we mee willen nemen; niet te veel, en zeker ook niet te weinig.
Wanneer we de overgang gaan maken van dit aardse bestaan naar de wereld van de geest, dan kunnen we ons ook voorbereiden. Nee, we weten niet precies waar we naar toe op weg zijn of hoe het er daar eruit ziet. De voorbereidingen zoals hierboven geschetst lijken dan ook geen zin te hebben. Toch kunnen we ons wel innerlijk voorbereiden. Vorige week had ik daar een prachtig gesprek over. Zij lag op bed en ik zat naast haar. Ze vertelde over de vele herinneringen die de afgelopen weken door haar heen gingen. Dat ze zich een rijk mens voelt en dat ze een rijk leven heeft gehad. De dankbaarheid die ze daarbij ervaart, is als een liefdesstroom die haar opent. Toch zijn er ook herinneringen die haar verzwaren. ‘Denk je dat het belangrijk is te vergeven, voor ik de overgang maak’, vraagt ze me. En ze vertelt over een gebeurtenis in haar vroege jeugd. Een indringende gebeurtenis die als een schaduw met haar is meegereisd door haar hele leven heen en die haar - op bepaalde levensgebieden - heeft verzwaard en belast. Ik antwoordde dat die gebeurtenis en de gevolgen voor haar leven, van dit aardse leven zijn. De vraag is, zei ik, of je bepaalde gevoelens en emoties die je nog bij je draagt, mee wilt nemen over de grens van de dood heen. Misschien verzwaren ze je, tijdens de overgang die je gaat maken. En misschien bevrijd het je, wanneer je ze hier kunt laten. Iets met lichter reizen. We spraken over een metafoor die ik die week toevallig las in een boek dat ik eerder van haar kreeg. De metafoor schetst het beeld van een kasteel en wil de rijkdom van onze binnenwereld illustreren. Stel je voor, zei ik, dat je een groot kasteel bent, met lange gangen en vele kamers. Iedere kamer in het kasteel is perfect en vertegenwoordigt een bepaald aspect van jou. Alle kamers en gangen samen vormen een geïntegreerd en compleet geheel. Als kind bewoonde je het hele kasteel, je onderzocht alle hoekjes en ruimtes van het kasteel, zonder schaamte, zonder oordeel en zonder angst. Tot er mensen komen die je vertellen dat bepaalde kamers in jouw kasteel niet goed zijn. Of die kamers betreden waar ze niet behoren te zijn. Je sluit kamers af. Omdat ze volgens die anderen niet in jouw kasteel horen, of omdat ze jou een pijnlijk, verdrietig of onzeker gevoel geven wanneer je ze betreedt. Het licht valt er niet langer naar binnen en na verloop van tijd vergeet je de kamers zelfs helemaal. Misschien, zo zeiden we, nodigt het leven je uit om nog één keer alle kamers van jouw kasteel te bezoeken. Ook de kamers die je had afgesloten. De herinneringen, die nu als vanzelf in je opkomen - ook de moeilijke of onprettige - helpen je daarbij. Aan het einde van ons gesprek zei ze: ‘Er zijn mensen, die me vragen of ik niet lijd nu. Maar dat doe ik niet. Ik vind dit stuk niet makkelijk, maar ik denk dat ik deze tijd nog heb gekregen om dingen af te ronden en aan te kijken.’ Zo beweegt zij op de grens van twee werelden. Achter haar ligt het bekende en voor haar het onbekende. Innerlijk bereidt zij zich voor op haar reis. In alle kamers van haar kasteel ontsteekt ze het licht en moedig onderzoekt ze wat er ligt. Ze houdt vast wat bij haar hoort en wat ze mee wil nemen op haar reis. Ze ruimt op en laat los wat haar verzwaart en belast. Ik wens haar toe dat ze licht mag reizen. Gisteren zag ik vooral het positieve. Ik had haar even gezien. Ik had het fotoboekje, met daarin foto’s van ons gezin, de familie en haar vrienden aan haar kunnen geven. Vandaag heb ik vooral last van die 5 meter die tussen ons in stond. Van het contact dat er uiteindelijk niet was. ’s Middags had ik gebeld met ‘de huiskamer’ van het verzorgingshuis, omdat mijn moeder daar overdag verblijft. Ik vertelde dat het fotoboekje – dat ik op hun verzoek had gemaakt – klaar was en vroeg of ik het af mocht geven. Ruim zes weken heb ik mijn moeder niet gezien en ik dacht: misschien in de tuin, en dan op 1,5 meter afstand, misschien mag dat. Toen ik belde werd gelijk ‘ja’ gezegd. Ik was verbaasd hoe blij ik daarvan werd. Dus pakte ik het fotoboekje in, in gezellig vogeltjespapier, en samen met manlief reed ik naar het verzorgingshuis, een ritje van ruim een half uur. Daar aangekomen zagen we haar al zitten in de tuin. Rollator voor zich. Naast het veldje met de geitjes. Achter een rood-wit lint. Links naast haar, aan het hek, hing een rood bordje met daarop: ‘Verboden te voederen’. Daar konden we toen nog wel om lachen. Maar verder viel er niet veel te lachen. Want waar ik had gehoopt dichterbij te mogen komen, tot die 1,5 meter afstand, bleek het de bedoeling dat ik achter het hek aan de stoep bleef staan. Zo stonden en zaten we, op zo’n vijf meter afstand, naar elkaar te kijken. Een gesprek was niet mogelijk. Mijn moeder praat zacht en vaak ook onsamenhangend. De verzorgende die naast haar zat, probeerde wel te fungeren als ‘vertaler’, maar het was toch ongemakkelijk. Van enig echt contact was geen sprake. Mijn moeder begreep er niet veel van. Allereerst al niet, dat we er waren. Ze voelde zich overdonderd. Of ze haar niet eerder hadden kunnen vertellen dat wij zouden komen. Ik probeerde haar, luid en duidelijk pratend, te vertellen dat ik nog maar net met de afdeling had gebeld, dat ze het niet eerder hadden kúnnen weten. Maar toen ze de vraag nog een keer stelde, heb ik maar gewoon geknikt.
‘Maar mag ik je dan ook niet even omhelzen’, vroeg ze. We legden uit dat dat echt niet mocht. Een tijdje later vroeg ze of ze me toch niet een kus mocht geven. En ik vroeg me af of het wel zo’n verstandig besluit was geweest om naar haar toe te gaan. Of ik het niet onnodig ingewikkelder voor haar had gemaakt. Na een half uurtje zijn we weer vertrokken. Het werd toch wat ongemakkelijk daar aan dat hek. Ongemakkelijk om vooral naar elkaar te kijken en steeds te moeten zeggen: ‘ik hoor niet wat je zegt’. De zorg moest ook weer aan het werk. Vanochtend keek ik naar #WNL. Daar waren #Hugo Borst en #Carin Gaemers te gast. Ouderenactivisten worden ze op de site van WNL genoemd. Carin Gaemers legde helder uit, dat de beslissing de verpleeghuizen te sluiten voor bezoek in eerste instantie goed was geweest. Voor twee weken. ‘Je moet dan tijd kopen om grip te krijgen op dit virus’, zei ze, ‘maar daarna moet je je afvragen of het middel niet erger is dan de kwaal. Op dit moment is dat bij dit middel zeker het geval’. Ze vertelde over psychische nood bij de bewoners. Maar – en dat voeg ik er zelf aan toe – misschien ook wel bij de mantelzorgers. Want het doet pijn, zo afgescheiden van elkaar te zijn. Hun oproep: Laten we zoeken naar originele en creatieve oplossingen. Daar sluit ik mij van harte bij aan. Natuurlijk is het goed om tegen elkaar te zeggen: ‘Samen staan we sterk’, of: ‘We slaan ons er wel doorheen’. En natuurlijk is het goed om je te blijven realiseren wat er nog wél is en wat er nog wél kan. Daar ben ik ook heel dankbaar voor. Elke dag opnieuw. Maar de afgelopen week was ik toch óók ineens verdrietig. Eerst had ik het niet eens zo goed in de gaten. Ik voelde me wat wankel en down. Mijn lontje was kort. Mijn tranen zaten hoog. Maar ik zag nog geen koppeling met Corona of de intelligente lockdown. Tot ik de tranen toeliet. Toen kwamen er antwoorden. Ik mis het dat ik mijn moeder niet kan bezoeken die in een verzorgingshuis woont. De zorg helpt haar wel om met mij te Skypen - en dat is natuurlijk geweldig - maar behalve dat ik haar even kan zien en zij mij, is een gesprek bijna onmogelijk. Misschien vooral omdat zij in haar aanwezigheid zo afwezig is, niet alles goed begrijpt en haar eigen welzijn moeilijk onder woorden kan brengen. Ik mis mijn vriendinnen en dat ik ze niet kan omhelzen. Ja, ook hen spreek ik en zie ik op mijn scherm, maar ook die ontmoeting blijft een mager aftreksel van de échte ontmoeting. We horen en zien elkaar, maar een wezenlijk samenzijn ontstaat misschien vooral bij de gratie van het subtiele. Een oogopslag. Een gebaar. Een aanraking. Iets wat je voelt en alleen in de intimiteit van het samenzijn durft te benoemen. Ik mis ons dorp. En ja, ik weet ook wel dat het er nooit heel erg levendig of sprankelend was, maar nu is het echt uitgestorven. Ik zag mijzelf vorige week zelfs voor mijn favoriete kledingwinkel staan en een kushandje blazen naar de lieve dames binnen. Ze stonden er alweer alleen. Mijn tranen slikte ik snel in. En dan onze straat. Elke keer dat ik naar buiten loop, naar de weg, en even naar links en ook naar rechts kijk, voelt het …, tja, hoe dan. Dat het kil en koud aanvoelt is een understatement. Ik voel me bijna ontheemd. Maar dat is dan ook weer niet het goede woord. Het is alsof de leegte die ik waarneem doordringt in mij en langzaam maar gestaag mijn hele wezen vult en daarmee mijn hart inklemt. Ik voel verdriet wanneer ik alle berichten in de media tot me neem. Ik voel me verloren nu de 'normaalheid' van mijn leven heeft plaatsgemaakt voor onzekerheid. Ik voel me kwetsbaar omdat ook mijn geliefden ziek kunnen worden. Ik ervaar de pijn van het missen en van het afgescheiden zijn. Waar onze natuurlijke beweging ons weg wil houden bij pijn, weet ik uit ervaring dat het daar niet anders of beter van wordt. Wanneer er pijn is, wil ze door ons gezien worden. Zoals de tranen die opkomen gezien willen worden, ook al weet je niet waarom ze er zijn. Ze willen gewoon stromen. Bij het woord pijn denk ik onherroepelijk aan de pijn die er was na het ongeluk in 2014 . Aangekomen in het ziekenhuis werd gelijk een epiduraal ingebracht waarmee de pijn werd verdoofd. In de dagen die volgden gaf het mij het gevoel dat het allemaal nog wel mee viel. Ja, er was pijn, maar dat was te doen. Na acht dagen mocht ik het ziekenhuis verlaten, een tas vol pijnstillers in de hand. Maar niemand had mij verteld - of in ieder geval had ik het niet gehoord - dat ik die medicatie binnen zes weken moest afbouwen. Dus toen ik na zes weken voor controle terug was in het ziekenhuis en mij de vraag werd gesteld of ik nog pijnstillers slikte, antwoordde ik verbaasd: 'ja'. Of ik daarmee dan heel snel wilde minderen. De dagen erna ervoer ik hoe de pijnstillers mij voor de gek hadden gehouden. Waar ik dacht dat het allemaal reuze meeviel, lag ik nu nachten wakker van de pijn, ik wist me soms geen raad met mijzelf. Tijdens een van die doorwaakte nachten ontdekte ik, dat het niet helpt wanneer je je verzet tegen pijn. Daar wordt ze alleen maar scherper en puntiger van. Wat helpt is je aandacht er naar toe brengen, precies naar die plek waar de pijn zich laat voelen. En de pijn daar met je aandacht omvatten. Je zou zelfs zachtjes: ‘kom maar’ kunnen zeggen. Dan is het of ze vervloeit en zachter wordt. Dit weten komt mij nu van pas wanneer ik in gesprek ben met cliënten. Zij willen na een ingrijpend verlies verder met hun leven, maar dat lukt niet altijd. Dan spreken we erover dat het moeilijk is op weg te gaan wanneer je niet weet waar je bent. Of wanneer je niet wilt zijn waar je bent. Samen onderzoeken we waar ze staan, hoe het er daar uit ziet en hoe dat voelt. Ook als dat moeilijk is. Vaak is er innerlijk verzet. Ons overlevingsmechanisme wil er vooral vanaf. Van de pijn, het verdriet, de onmacht, de boosheid, het schuldgevoel of de schaamte. Maar wanneer iets wat er wél is, er niét mag zijn, dan zal het zich des te harder laten horen en voelen. Tijdens de gesprekken geven we stap voor stap aandacht aan dat wat aandacht vraag. Samen zeggen we zachtjes: ‘kom maar’. Hier moet ik allemaal aan denken. Natuurlijk wil ik samen sterk zijn. Maar dat kan alleen wanneer ik weet waar ik sta. Wanneer ik onderzoek hoe het met mijn innerlijke realiteit is gesteld en ik mijzelf serieus neem in wat er óók is. 'Kom maar', zeg ik zachtjes tegen mijn tranen. Omdat ik weet dat daar doorheen mijn voeten een nieuwe bodem zullen vinden om op te staan. Pas dan kan ik weer #SamenSterk zijn. En jij?
Hoe beleef jij deze tijd? Wat kom je in jezelf tegen? Ik hoor het graag: vrouwenrouw@solcon.nl In deze tijd, waarin het Coronavirus ons land en ook de wereld in z’n greep heeft, kan je rouw nóg rauwer voelen.
Binnen de mogelijkheden die er zijn blijf ik cliënten ontmoeten. Soms via Skype en soms in het bos, waarbij we natuurlijk de 1,5 meter in acht nemen. Heb jij behoefte aan een luisterend oor, loop je thuis tegen de muren op of wil je gewoon je verhaal kwijt? Bel, app, of mail me voor het maken van een afspraak. Dat het zo werkt, leerde ik na het overlijden van mijn vader. De eerste jaren overviel het me. Zo in de aanloop naar zijn sterfdatum, raakte ik de weg kwijt. De weg in mijzelf. En daarmee ook de weg waar ik op dat moment op liep. Ik zwabberde en zwaaide en in mijn hoofd zwabberde en zwaaide het onbarmhartig mee. Een vriendin moest me er aan helpen herinneren: ‘Het is bijna 1 juni, Eva, het is toch niet raar dat je je zo voelt?' Dat gegeven toe kunnen laten bracht rust in de onrust, bracht orde in de wanorde. Pas vele jaren later zag ik bewust, dat het geheugen van ons lichaam zoveel krachtiger en zuiverder is, dan het geheugen van ons hoofd. Na een intensieve klas tijdens een inspiratieweek stond ik onder de douche, bekeek vol verwarring mijn lijf, en dacht: ‘Dat stuk van mij weet misschien wel veel meer dan ik weet’. Zoiets. En ook dat ik het al die jaren niet had gezien. Vorig jaar overleed mijn vriendin. Ik schreef er eerder over. Na de eerste weken waarin het gemis en het verdriet als een scherpe lichtstraal door mijn dagen scheen, is dat licht gaandeweg de tijd wat zachter geworden. Soms is er ineens nog een felle lichtflits, het diepe besef van nooit meer dringt dan pijnlijk naar binnen. Maar meestal is er dat zachte licht. Tot nu. Is het het licht buiten? Dat weer feller begint de schijnen? Zijn het de uitbottende takken aan de bomen in de tuin? Zijn het de planten die voorzichtig hun frisse groene blaadjes net boven de grond laten zien? Zijn het de eerste lammetjes die weer worden geboren? Of is het gewoon deze tijd van het jaar, de lente, waarin zij de laatste jaren zo gelukkig was? Ik herken het nu. Ik weet dat het de datum van haar sterven is die naar mij toe komt. Langzaam en genadeloos. Mijn hart zwelt op. Bovenin mijn neus begint iets te kriebelen. Ik bedenk blij, dat ik onze appjes kan teruglezen. Misschien is dat fijn om te doen. Maar wanneer ik mijn telefoon erbij pak, zie ik tot mijn schrik dat ze weg is. Heb ik dat zelf …? Of gaat dat vanzelf ….? Het doet er niet toe. Haar woorden zijn voor altijd verdwenen. Woorden van angst. Van boosheid. Van liefde. Van vriendschap. Van onmacht. Van overgave.
En ik? Ik moet het doen met wat in mijn lichaam ligt verborgen. Aan herinneringen. Aan liefde. Aan vriendschap. Ik weet dat er meer dan genoeg is. Toch voelt dat nu even niet zo. We lopen in het bos. Na maanden van moeite, pijn, verdriet en loslaten voel ik nu een lichtere energie naast me. Ze vertelt over de afgelopen weken, hoe het haar is vergaan. Veel opbrengst beschrijft ze, prachtige wijsheden rollen uit haar mond. Eén wil - en mag - ik delen:
Het gaat over tegeltjeswijsheid. 'Die wijsheid kun je eigenlijk alleen maar 'hebben', zegt ze, als je haar eerst zelf hebt doorleefd. Je kunt bij het lezen van zo'n tegeltje denken: 'oh ja!', maar je gaat het pas echt snappen wanneer je zelf door het donker naar het licht bent gereisd. Ik ben er stil van. |
Helderheid in de mistZoekend naar mezelf schrijf ik al mijn hele leven. Het schrijven helpt me te komen tot de essentie. Van mij, mijn gedoe, mijn vreugde en verdriet, kortom van mijn leven. Schrijven brengt helderheid in de mist. Het brengt me naar gebieden waar de zon schijnt. Al is het maar voor even. |