Natuurlijk is het goed om tegen elkaar te zeggen: ‘Samen staan we sterk’, of: ‘We slaan ons er wel doorheen’. En natuurlijk is het goed om je te blijven realiseren wat er nog wél is en wat er nog wél kan. Daar ben ik ook heel dankbaar voor. Elke dag opnieuw. Maar de afgelopen week was ik toch óók ineens verdrietig. Eerst had ik het niet eens zo goed in de gaten. Ik voelde me wat wankel en down. Mijn lontje was kort. Mijn tranen zaten hoog. Maar ik zag nog geen koppeling met Corona of de intelligente lockdown. Tot ik de tranen toeliet. Toen kwamen er antwoorden. Ik mis het dat ik mijn moeder niet kan bezoeken die in een verzorgingshuis woont. De zorg helpt haar wel om met mij te Skypen - en dat is natuurlijk geweldig - maar behalve dat ik haar even kan zien en zij mij, is een gesprek bijna onmogelijk. Misschien vooral omdat zij in haar aanwezigheid zo afwezig is, niet alles goed begrijpt en haar eigen welzijn moeilijk onder woorden kan brengen. Ik mis mijn vriendinnen en dat ik ze niet kan omhelzen. Ja, ook hen spreek ik en zie ik op mijn scherm, maar ook die ontmoeting blijft een mager aftreksel van de échte ontmoeting. We horen en zien elkaar, maar een wezenlijk samenzijn ontstaat misschien vooral bij de gratie van het subtiele. Een oogopslag. Een gebaar. Een aanraking. Iets wat je voelt en alleen in de intimiteit van het samenzijn durft te benoemen. Ik mis ons dorp. En ja, ik weet ook wel dat het er nooit heel erg levendig of sprankelend was, maar nu is het echt uitgestorven. Ik zag mijzelf vorige week zelfs voor mijn favoriete kledingwinkel staan en een kushandje blazen naar de lieve dames binnen. Ze stonden er alweer alleen. Mijn tranen slikte ik snel in. En dan onze straat. Elke keer dat ik naar buiten loop, naar de weg, en even naar links en ook naar rechts kijk, voelt het …, tja, hoe dan. Dat het kil en koud aanvoelt is een understatement. Ik voel me bijna ontheemd. Maar dat is dan ook weer niet het goede woord. Het is alsof de leegte die ik waarneem doordringt in mij en langzaam maar gestaag mijn hele wezen vult en daarmee mijn hart inklemt. Ik voel verdriet wanneer ik alle berichten in de media tot me neem. Ik voel me verloren nu de 'normaalheid' van mijn leven heeft plaatsgemaakt voor onzekerheid. Ik voel me kwetsbaar omdat ook mijn geliefden ziek kunnen worden. Ik ervaar de pijn van het missen en van het afgescheiden zijn. Waar onze natuurlijke beweging ons weg wil houden bij pijn, weet ik uit ervaring dat het daar niet anders of beter van wordt. Wanneer er pijn is, wil ze door ons gezien worden. Zoals de tranen die opkomen gezien willen worden, ook al weet je niet waarom ze er zijn. Ze willen gewoon stromen. Bij het woord pijn denk ik onherroepelijk aan de pijn die er was na het ongeluk in 2014 . Aangekomen in het ziekenhuis werd gelijk een epiduraal ingebracht waarmee de pijn werd verdoofd. In de dagen die volgden gaf het mij het gevoel dat het allemaal nog wel mee viel. Ja, er was pijn, maar dat was te doen. Na acht dagen mocht ik het ziekenhuis verlaten, een tas vol pijnstillers in de hand. Maar niemand had mij verteld - of in ieder geval had ik het niet gehoord - dat ik die medicatie binnen zes weken moest afbouwen. Dus toen ik na zes weken voor controle terug was in het ziekenhuis en mij de vraag werd gesteld of ik nog pijnstillers slikte, antwoordde ik verbaasd: 'ja'. Of ik daarmee dan heel snel wilde minderen. De dagen erna ervoer ik hoe de pijnstillers mij voor de gek hadden gehouden. Waar ik dacht dat het allemaal reuze meeviel, lag ik nu nachten wakker van de pijn, ik wist me soms geen raad met mijzelf. Tijdens een van die doorwaakte nachten ontdekte ik, dat het niet helpt wanneer je je verzet tegen pijn. Daar wordt ze alleen maar scherper en puntiger van. Wat helpt is je aandacht er naar toe brengen, precies naar die plek waar de pijn zich laat voelen. En de pijn daar met je aandacht omvatten. Je zou zelfs zachtjes: ‘kom maar’ kunnen zeggen. Dan is het of ze vervloeit en zachter wordt. Dit weten komt mij nu van pas wanneer ik in gesprek ben met cliënten. Zij willen na een ingrijpend verlies verder met hun leven, maar dat lukt niet altijd. Dan spreken we erover dat het moeilijk is op weg te gaan wanneer je niet weet waar je bent. Of wanneer je niet wilt zijn waar je bent. Samen onderzoeken we waar ze staan, hoe het er daar uit ziet en hoe dat voelt. Ook als dat moeilijk is. Vaak is er innerlijk verzet. Ons overlevingsmechanisme wil er vooral vanaf. Van de pijn, het verdriet, de onmacht, de boosheid, het schuldgevoel of de schaamte. Maar wanneer iets wat er wél is, er niét mag zijn, dan zal het zich des te harder laten horen en voelen. Tijdens de gesprekken geven we stap voor stap aandacht aan dat wat aandacht vraag. Samen zeggen we zachtjes: ‘kom maar’. Hier moet ik allemaal aan denken. Natuurlijk wil ik samen sterk zijn. Maar dat kan alleen wanneer ik weet waar ik sta. Wanneer ik onderzoek hoe het met mijn innerlijke realiteit is gesteld en ik mijzelf serieus neem in wat er óók is. 'Kom maar', zeg ik zachtjes tegen mijn tranen. Omdat ik weet dat daar doorheen mijn voeten een nieuwe bodem zullen vinden om op te staan. Pas dan kan ik weer #SamenSterk zijn. En jij?
Hoe beleef jij deze tijd? Wat kom je in jezelf tegen? Ik hoor het graag: [email protected]
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Helderheid in de mistZoekend naar mezelf schrijf ik al mijn hele leven. Het schrijven helpt me te komen tot de essentie. Van mij, mijn gedoe, mijn vreugde en verdriet, kortom van mijn leven. Schrijven brengt helderheid in de mist. Het brengt me naar gebieden waar de zon schijnt. Al is het maar voor even. |