Een gezamenlijke verantwoordelijkheid In de afgelopen weken vertelden twee cliënten mij dat de werkgever ondersteuning biedt in het rouwproces. Zo liet de ene werkgever weten dat de kosten voor rouwbegeleiding mogen worden gedeclareerd. Bij de andere werkgever past de rouwbegeleiding binnen het persoonlijk ontwikkelplan van cliënt. Los van het feit dat dit gebaar de werknemer financieel ondersteunt, is vooral het signaal van belang: ik zie je. Ik zie je én ik wil je ondersteunen om op een goede en gezonde manier terug te keren in het werk. Een werkgever die een dergelijke handreiking doet, heeft veelal ook begrip voor de grilligheid en onvoorspelbaarheid van het rouwproces.
Een voorbeeld. Een van mijn cliënten had bedacht - en ook al in haar agenda genoteerd - dat ze vanaf die week weer een uurtje langer zou werken. Maar een situatie op het werk deed haar twijfelen. Na die situatie had ze een paar slechte dagen gehad en daardoor kreeg ze het gevoel, dat ze misschien toch nog niet zover was. In eerste instantie beschreef ze dit zelf als een stagnatie in het re-integreren. In het woord stagneren klonk stiekem ook een oordeel door. Ik stelde haar de vraag: ‘Is het stagnatie? Of zou je kunnen zeggen dat de onrust en druk die je ervaart op je werk een signaal zijn. Een signaal misschien, dat je meer wilt dan nu kan?’ Na even nadenken antwoordde ze dat ze misschien het werk toch te veel laat bepalen. Wanneer een werknemer na een ingrijpend verlies terugkeert op het werk, is het belangrijk om in gesprek te gaan en te vragen: ‘Hoe zie je de terugkeer naar werk voor je? Wat is er mogelijk en wat niet? Wat heb je nodig?’ Gemaakte afspraken kunnen vervolgens worden vastgelegd in een plan. Zo’n plan kan houvast en perspectief bieden, aan beide partijen. Tegelijk kan zo’n plan nooit leidend zijn. Immers zoals elk mens uniek is, zo is elk rouwproces uniek. En dat vraagt vertrouwen, zowel van de werkgever, als van de werknemer. Van de werkgever het vertrouwen dat de werknemer doet wat goed is. Dat ze goed voor zichzelf zorgt, waardoor ze zichzelf bekrachtigt, Dat ze haar grenzen aangeeft, wat kan helpen om vertrouwen terug te vinden. Van de werknemer het vertrouwen, dat het misschien niet meer wordt zoals het was, maar dat het langzaamaan weer beter zal gaan. En dat vraagt tijd. Wanneer de opbouw van uren niet loopt zoals gepland wil dat niet zeggen dat het niet goed gaat. Het laat vooral zien dat een terug-naar-werkplan niet in steen is gebeiteld en dat een rouwproces zoals gezegd vaak onvoorspelbaar verloopt. Zou de werkgever vasthouden aan het opgestelde plan, of zou de werknemer niet naar zichzelf ‘luisteren’ en over grenzen heen gaan, dan bouwt de werknemer niet op, maar breekt eerder af. Gelukkig gaf de werkgever uit het voorbeeld ruimte en vrijheid aan de werknemer om de werkuren op te kunnen bouwen in een voor haar passend tempo. Dat helpt haar om de teugels in eigen handen te nemen en dat geeft kracht en vertrouwen. Vaak wordt gezegd dat je werk en privé gescheiden moet houden, maar in een rouwproces is dat bijna niet mogelijk. Rouwen is het leven leven zoals dat voor je ligt na een ingrijpend verlies. Dat leven kan voelen als een onherbergzaam gebied dat je nog niet kent en waarin je ook jezelf niet kent. Het werk ligt daar niet buiten, het ligt er middenin. Werken en rouwen gaan hand in hand omdat jij jezelf mee neemt, waar je ook bent. Een goede en gezonde terugkeer op het werk na een ingrijpend verlies is daarmee in mijn optiek niet alleen de verantwoordelijkheid van de werknemer, maar ook van de werkgever.
0 Comments
De kracht van een reisplan in een rouwproces Halverwege december belde ze me. Haar partner was het jaar daarvoor overleden en vriendinnen hadden haar aangeraden eens met iemand te gaan praten. Via via kreeg ze mijn naam. Vier weken later zaten we bij mij thuis tegenover elkaar aan de keukentafel.
Tijdens zo’n eerste gesprek zijn er een paar dingen van belang. Eén van die dingen is de hulpvraag. Waar loopt iemand tegenaan in het dagelijks leven? Wat vindt iemand moeilijk? Deze cliënt had geen concrete hulpvraag, ze liep naar eigen zeggen nergens tegenaan of in vast. Toen ik haar vroeg wat haar had doen besluiten een afspraak te maken, antwoordde ze: ‘Anders loop je misschien maar door.’ Wanneer er geen concrete hulpvraag is, dan is dat iets waar we zo’n eerste gesprek samen naar kijken. Immers, zonder hulpvraag is het moeilijk ergens aan of mee te werken. In dit gesprek waren het de vragen: ‘Wat gun je jezelf, waar verlang je naar, en, wat mis je’, die iets in haar wakker maakten. Ze gaf gelijk een helder antwoord. Zo’n verlangen dat heel spontaan naar boven borrelt kan een prachtige hulpvraag zijn: niet uit het hoofd, maar uit het hart. Ik stelde voor bij dit verlangen een reisplan te maken. Het reisplan waar ik graag mee werk bevat een paar vaste onderdelen. Het bevat in ieder geval het verlangen zoals dat door de cliënt is verwoord. Daarnaast vraag ik de cliënt het verlangen in de uitvoering zo concreet mogelijk voor zich te zien. Hoe concreter, hoe beter. En dan is er de tijd; een reisplan wordt werkzaam door er een begin- en eindtijd aan te koppelen. Doe je dat niet, dan loopt de energie weg. Tot slot mag – wat mij betreft – de valkuil niet ontbreken; de valkuil is dat wat jou weghoudt van jouw verlangen. Door de belangrijkste valkuil (van dat moment) te benoemen en deze een plek te geven in het reisplan, zet je de valkuil als het ware in het licht en wanneer iets in het licht staat zul je er minder snel in stappen. Je gaat het eerder zien en dat kan een: ‘oh ja-gevoel’ geven. Dan kun je besluiten toch een andere keuze te maken. Het benoemen van je verlangen en dat verlangen vervolgens concreet maken, maakt iets wakker in de ander. Dat zag ik ook deze ochtend weer gebeuren. Het was alsof de zon doorbrak, alsof er iets open ging wat een tijdje dicht had gezeten. Zo kan de hulpvraag, in combinatie met het reisplan, je helpen de weg terug te vinden naar jezelf. In januari en februari ontvang je korting op Leven met een Leervraag Al sinds 2008 werk ik met de Leervraag. Aan het begin van elk nieuwe jaar stel ik mijzelf de vraag: ‘Waar gaat het nu voor mij om, wat zou ik echt willen leren’? Op die vraag geef ik niet met mijn hoofd antwoord, maar ik wacht rustig tot er een antwoord in mij opkomt. Eén van mijn vroegere docenten noemde dat wel: de klank van de ziel. Zo ervaar ik dat zelf ook. Want wat er in mij opkomt had ik nooit kunnen ‘bedenken’. Door de jaren heen heb ik ervaren, dat de Leervraag ook een behulpzaam instrument is binnen een rouwproces. Rouwen is hard werken, het is een zoektocht van een oude naar een nieuwe situatie. Je begeeft je op onbekend, vaak donker terrein en daarin kun je jezelf en ook de weg kwijtraken. Wie ben ik nu, waar moet ik naar toe en wat moet ik met dit nieuwe leven; het zijn zomaar wat vragen waar je mee kunt worstelen. Wanneer je dan je innerlijk licht kunt ontsteken, kan dat je pad iets verlichten, het kan je helpen zien waar je naar toe op weg bent. Ervaring van een cliënt “Leven met een leervraag is voor mij een waardevol groeiproces. Het vergroot mijn bewustzijn, ik merk beter op wat er om me heen en met mezelf gebeurt. Mijn beleving van het leven is intenser. De begeleiding van Eva daarbij is heel fijn. Ze is heel opmerkzaam en kan je met een korte vraag of directe opmerking bewust(er) maken en aan het denken zetten. Ik ervaar leven met een leervraag onder begeleiding van Eva echt als een verrijking.” Ben je benieuwd wat het werken met een Leervraag jou kan brengen?
Mijn programma Leven met een leervraag is opgebouwd uit drie sessies en kost normaal € 210,-. Wanneer je je aanmeldt in de maand januari of februari van dit nieuwe jaar geef ik daarop een korting van 25%. Wil je meer weten? Bel of mail me dan: 06 348 73 111 of vrouwenrouw@solcon.nl Toen ik haar voorstelde elkaar te ontmoeten in het bos, merkte ik dat ze zich daar niet comfortabel bij voelde. Omdat het vanwege Corona niet mogelijk was een afspraak te maken bij haar thuis, vond ons eerste gesprek plaats bij mij thuis aan de keukentafel. Ons tweede gesprek voerden we in diezelfde setting. Aan het einde van dat gesprek, toen we onze agenda’s trokken voor een vervolgafspraak, stelde zij zelf voor om die volgende keer in het bos af te spreken. En zo geschiedde.
Het was die middag bijna magisch in het bos. De lucht was grijs en mistig. De kale, nagenoeg zwarte bomen leken met hun takken hulpeloos in het niets te grijpen. Dat klinkt misschien alsof er beweging was, maar het geheel gaf eerder een verstild beeld waarin wij als vanzelf werden opgenomen. Zo halverwege de wandeling namen we plaats op een paar omgezaagde bomen en dronken een kopje thee. Elke keer opnieuw ben ik geraakt en vooral ook dankbaar voor wat er mag ontstaan in gesprekken als deze; een vertrouwdheid waarin alles er mag en kan zijn. Die vertrouwdheid is er niet als vanzelf, het is een atmosfeer waaraan wij samen bouwen. Ik open mij voor haar en zij opent zich voor mij. Er is oprechte aandacht en een wederzijds luisteren. In die atmosfeer is niets raar of gek en alles kan worden gezegd en gevraagd. Aan het einde van zo’n gesprek wordt door de ander vaak rust, ruimte en ontspanning ervaren, soms zelfs een gevoel van opluchting. Toen we die middag weer terug waren bij onze auto’s, zei ze dat ze veel had aan onze gesprekken. Ik vroeg haar waar hem dat in zat. Ze antwoordde: ‘Het zit hem zo in de kleine dingen, die raken mij en het doet mij goed tegelijk. Ik vind het erg fijn om deze handvatten aangereikt te krijgen.’ Rouwen is een innerlijk proces; een proces van hard werken, van verdragen en verduren. Daarin kan ik voor een ander niets oplossen of vergemakkelijken. Wel kan ik luisteren, spiegelen, oprechte aandacht geven, duiden en handvatten aanreiken en daarmee kan iets van verlichting worden ervaren. Dan kan, dwars door al het verdriet, de onmacht en het zoeken heen, een nieuw vertrouwen groeien en dat is een krachtige bodem om op te kunnen staan. 'Als verdriet niet naar buiten kan, gaat de wond etteren; door het afdekken gaat het gisten en rotten. Verdriet delen met anderen werkt heilzaam en geeft opluchting. Verdriet moet ademen.'
Deze woorden lees ik in het nieuwe boek van Riet Fiddelaers-Jaspers: 'Natriltijd'. Bij de laatste woorden - verdriet moet ademen - ga ik als vanzelf zuchten, want ik weet hoe waar deze woorden zijn. Niet alleen uit eigen ervaring, maar ook in ervaring met cliënten. Vorige week ontmoette ik een nieuwe cliënt. Tijdens ons eerste, telefonisch contact gaf ze aan, dat een online gesprek voor haar ook goed was. Ik antwoordde dat, wanneer dat voor haar oké was, ik liever naar haar toe kwam. Zij had geen vervoer en kon dus niet naar mij toe komen. Want, zei ik, tijdens een life ontmoeting wordt zoveel meer 'gezegd' dan met alleen woorden. Wanneer we elkaar telefonisch spreken, kan ik je horen, maar wanneer we elkaar ontmoeten kan ik je ook echt zien en waarnemen. Een oogopslag, een beweging, je houding, je energie. Dat snapte ze en we maakten en afspraak. Na ons gesprek, dat ongeveer een week later plaatsvond, gaf ze terug dat ze zich gelijk al rustiger en meer ontspannen voelde. En, zei ze, ik ben ook blij dat je naar me toe bent gekomen. Zoals ik het fijn vond om haar te kunnen zien, zo vond zij het toch ook fijn om mij te kunnen zien. Natuurlijk, wanneer het door omstandigheden niet anders kan, is een online afspraak altijd mogelijk. Maar wanneer de omstandigheden het toestaan, dan gaat mijn voorkeur uit naar een persoonlijke ontmoeting. Haar vader is twee jaar geleden overleden na een lang ziekbed. Langzaam daalt het besef in: hij komt echt niet meer terug. Er is gemis, pijn, verdriet en ook alle gevoelens en emoties waar in die lange jaren van ziekte zo weinig ruimte voor was, vragen aandacht. Een half jaar na zijn overlijden is ze zwanger. Met de geboorte van haar zoontje krijgt het verlies van haar vader een nieuw gezicht.
Haar zoontje zal haar vader, zijn opa, nooit leren kennen. Zij zal haar vader nooit in de rol van opa zien. En dat doet pijn. Veel pijn. Tegelijk is er die andere opa, die er nog wel is, en die met elk bezoek het gemis zo zichtbaar maakt. Dat roept veel in haar op, veelal ongewild, maar het gebeurt. Hoe kan ze daarmee omgaan? Met het overlijden van haar vader is ook de relatie met haar moeder veranderd. ‘Ik heb een andere dochterrol gekregen’, zegt ze daar over. ‘Mijn moeder heeft het zwaar en dat deelt ze met mij. En natuurlijk wil ik er voor mijn moeder zijn, maar hoe kan ik dat combineren met mijn eigen verdriet, mijn gezin, mijn werk. Hoe vind ik daarin een balans?’ Dan vertelt ze dat ze niet kan huilen. Terwijl ze eerder voor iedereen binnen het gezin huilde. Ik vraag haar wanneer dat is veranderd. Ze antwoordt direct dat dat te maken heeft met de geboorte van haar zoontje. Het is alsof ze daarna een muur om zich heen heeft gebouwd. Ze wil sterk zijn voor haar zoon. Ze wil sterk zijn voor haar moeder. Zoals haar vader sterk was voor haar. Na het gesprek stuur ik haar een gespreksverslag. Een paar dagen later reageert ze. Ze schrijft dat het gesprek een behoorlijke rollercoaster was en dat ze daarom blij is met het verslag. Het brengt weer wat rust en structuur in haar hoofd. Ik antwoord haar, dat een eerste gesprek altijd veel los maakt en dat het logisch is dat er daarna veel in en met haar gebeurt. Zo’n eerste gesprek noemen we een kennismaking, maar het is zoveel meer dan dat. Het is ook een intake waarbij we inventariseren wat er is gebeurd in haar leven, wat dat met haar doet en waar ze tegenaan loopt. Ik omschrijf zo’n verkennend gesprek vaak als een schoffel die door de aarde gaat. Alles wat in de grond ligt opgeslagen wordt omgewoeld, krijgt ineens licht en zuurstof en komt als het ware ‘tot leven’. Toch is die inventarisatie van belang. Want pas wanneer alles zichtbaar is geworden wat een rol speelt in en rond het verlies, pas wanneer alles het licht mag zien, kunnen we stap voor stap de verschillende onderwerpen behandelen. In haar tempo en in haar volgorde. Zij is leidend. Langzaam komt er rust. Wie is er bij jou aan het woord? ‘Ik ben niet goed genoeg’ Die overtuiging zat zó diep in mij geworteld dat ik jarenlang dacht dat ze waar was. Tot ik de metafoor van de draak kreeg aangereikt. Ik voelde de macht en overtuiging van deze draak, maar ik wist ook ineens heel zeker dat het niet mijn stem was waarmee hij sprak. De jaren daarna leerde ik het monster in de bek te kijken en inmiddels dacht ik hem door en door te kennen. Wanneer hij zijn kop over mijn schouder hangt kan ik vriendelijk doch beslist zeggen: ik zie je, maar je bent niet waar, terug in je hok. Tot ik me vanochtend tot mijn schrik realiseerde, dat deze draak een tweede kop heeft. Ineens staarden mij twee nog onbekende donkere ogen aan. Toch wist ik gelijk: jij bent 'Ik stel me aan'. Met terugwerkende kracht weet ik ook, dat hij er al heel lang is, maar ook hij wist zich goed te verstoppen. Even terug in de tijd Vóór ik in 2013 een doorverwijzing kreeg naar de neuroloog, had de huisarts mij al drie keer met al mijn klachten terug naar thuis gestuurd. ‘Niets aan de hand, geen reden tot zorg en het zal de overgang wel zijn.’ En, voor de duidelijkheid: ik líet me naar huis sturen, immers de huisarts zal het wel weten (en ik stel me aan). Maar de huisarts wist het niet. Er bleek een tumor boven in mijn ruggenmerg te zitten die de zenuwen aldaar flink beknelde. Toen de neuroloog me de dag na de mri belde en zei dat ik direct naar het ziekenhuis moest komen was mijn eerste gedachte: ik wist het (en ik stel me dus niet aan). Het hier en nu 14 augustus jl. zat ik opnieuw bij de huisarts. Ik had een onfortuinlijke val door het luik van de vliering gemaakt en had ontzettend veel pijn. Het zal een verrekte schouder zijn, zei de huisarts. Maar, zei ik nog, ik hoorde ook een harde knap. We kijken het aan, zei de huisarts, kom volgende week maar terug. Vier dagen later zat ik weer bij hem. Inmiddels had zich een flinke bloeduitstorting ontwikkeld op de bovenarm. Geen reden tot zorg zei de huisarts weer, de pijn kan zo'n vier tot zes weken aanhouden. In de weken daarna dacht ik vaak: die pijn duurt wel erg lang en waarom blijven bepaalde bewegingen onmogelijk. Maar ik dacht aan de zes weken en dat de huisarts het wel zou weten. Na zeven weken belde ik toch opnieuw de huisartspraktijk. Ik sprak een assistente en uitte mijn zorgen. Ze zei dat een verrekte schouder wel 9 tot 12 weken last kon geven en gaf me het advies pijnstillers te slikken en de fysio te bezoeken. Die pijnstillers zag ik niet zitten, dat voelde niet oké, wel belde ik de fysio. Maar na vier behandelingen was ik daar klaar mee. Geen verbetering, blijvende pijn en beperking en ik kreeg steeds meer het gevoel dat er iets niet klopte. Ik stuurde de huisarts een bericht dat ik een doorverwijzing wilde. Binnen een dag ontving ik een bevestiging en weer een dag later was er een foto gemaakt en zat ik tegenover een orthopedisch chirurg. En nu? Nu weet ik dat ik geen aansteller ben. Mijn schouder is, om met de woorden van de chirurg te spreken, stuk. Hoe stuk precies, dat moet een mri nog uitwijzen, maar wat op de röntgenfoto in ieder geval zichtbaar was, is dat er een stuk van mijn schouderkop is verdwenen. Jaren geleden kocht ik een groene speelgoeddraak bij de Ikea. Ik hing hem boven mijn spiegel met zijn naam op z'n voorhoofd: 'Ik ben niet goed genoeg'. Door hem dagelijks in de ogen te kijken leerde ik hem steeds beter kennen en herkennen. En leerde ik te zeggen: ik zie je, maar ik ga het tóch doen.
Ik heb die draak vanochtend uit z'n mand gehaald en hem opnieuw boven mijn spiegel gehangen, nu met zijn nieuwe naam op het voorhoofd. Het is tijd dat ik ook 'Ik stel me aan' beter leren kennen, zodat ik hem in het vervolg eerder in beeld heb. En kan zeggen: ik stel me niet aan, niet jij weet het, maar ik weet het. Wie is er bij jou aan het woord? Vanochtend sprak ik mijn vriendin. We dronken koffie tijdens het videobellen; op veilige afstand en toch ook een soort van samen. Na de gebruikelijke koetjes en kalfjes stonden we stil bij de vraag: Wat doet Corona nu met jou?
Ik vertelde dat ik het niet goed onder woorden kan brengen, maar dat de tijd waarin we nu leven mij op een bepaalde manier gevoeliger heeft gemaakt. Misschien, zei ik ineens, komt dat wel omdat ik letterlijk minder word aangeraakt. Er is letterlijk afstand tussen mij en de ander, immers we mogen elkaar niet omhelzen, we mogen elkaar geen hand geven. Maar tegelijk ervaar ik ook een soort extra grens, niet zichtbaar, maar vooral heel voelbaar. Kijk hoe we om elkaar heen ’dansen’, bijvoorbeeld in winkels of op straat. Alles om de afstand te garanderen. En nu ik dit zo opschrijf denk ik: het is een grens van angst. Maar ik ben niet alleen gevoeliger, ik ben ook verdrietiger: ik ben snel geraakt. En misschien komt dat, omdat dwars door de zichtbare en voelbare kwetsbaarheid van het leven de enorme kostbaarheid van het leven zich groots laat voelen. Toen vertelde ze hoe ze vorige week bij een condoleance was. Het was alsof ze met het beeld dat ze schetste mijn voelen en beleven een ‘gezicht’ gaf. Een buurman in de straat was overleden en in het kleine dorp waar zij woont is het dan gebruikelijk dat de straat komt condoleren. De uitvaartverzorger had het keurig geregeld. Voor het huis stond op de oprit een ‘partytent’. Met behulp van hekken was aangegeven hoe je kon lopen, de 1,5 meter werd daarmee gewaarborgd. Er liepen mensen met gele hesjes buiten en van hen kreeg je een mondkapje aangereikt. Ook binnen was de looproute goed aangegeven. Via de woonkamer, waar de familie stond opgesteld en de kamer ernaast waar de overledene lag opgebaard, werd je door de achterdeur weer naar buiten geleid. Zo was er één route door het huis heen. Veilig. Toen de woonkamer weer ‘vrij’ was liep mijn vriendin met haar partner naar binnen, beide hadden ze hun mondkapje op. In de woonkamer stonden elf familieleden naast elkaar en achter een tafel opgesteld. Allemaal hadden ze een zwart mondkapje voor. Middels een formulier werd de suggestie gedaan je hand op je hart te leggen om zo uiting te geven aan je medeleven. Maar, zei ze, ik werd ook overweldigd door de situatie. Toen ik naar binnen liep, keek ik als vanzelf eerst even rond om te zien waar ik was aangekomen, ik had echt tijd nodig om de situatie in me op te nemen. Toen werd ik me heel erg bewust van de familie die daar stond. Te wachten. Ook in een ‘normale’ situatie zou ik deze mensen niet hebben omarmd, of hebben gekust, maar ik had ze toch zo graag even een hand gegeven. Omdat je daarmee een eerste verbinding maakt en dat maakt het ook weer makkelijker de ander in de ogen te kijken. Nu was het even zoeken: hoe maak ik écht en wezenlijk contact, hoe laat ik mijn medeleven zien en voelen? Toen besloot ik dat ik hen allemaal écht in de ogen wilde kijken. Dus heb ik bij alle elf bewust stilgestaan en ze heel bewust in de ogen gekeken terwijl ik ‘gecondoleerd’ zei. Ik bleef staan tot ik contact voelde. Het was ontroerend en emotioneel. Ik werd geraakt, maar zag dat de ander ook werd geraakt. Het is zo mooi om te zien dat we met z’n allen creatief zijn en steeds weer zoeken naar mogelijkheden om elkaar met inachtneming van de 1,5 meter te blijven ontmoeten. Vooral ook in situaties waarin we de ander zo nodig hebben. Maar laten we niet vergeten te blijven zoeken naar manieren om ons écht met elkaar te verbinden. Dwars door de 1,5 meter heen. Dwars door het videobellen en zoomen heen. En dat vraagt iets van ieder van ons. Het vraagt dat we ons openen voor het onbekende. Het vraagt van ons dat we ons hart open houden, ook als het spannend is. Open in een situatie, open voor een ander mens maar in de eerste plaats open voor onszelf. En misschien vraag je je af wanneer die verbinding er is? Dat voel je diep van binnen. Je hart roert zich, er kriebelt iets, er gebeurt iets. En dan weet je: er is verbinding. Alleen zo blijven we mens. Het idee
Ergens de afgelopen jaren besloot ik het verslag - dat ik altijd maak na een begeleidingsgesprek - ook beschikbaar te stellen aan de cliënt zelf. Het idee ontstond toen een cliënt mij vroeg: 'zou je dat voor mij op willen schrijven?' Het lukte haar op dat moment niet om het zelf op te schrijven; teveel onrust en chaos in haar hoofd. De twijfel Gespreksverslagen toesturen is iets heel anders dan ze opslaan voor eigen gebruik. Het vraagt nog meer zorgvuldigheid in woordkeuze. Immers de woorden mogen door de ander niet verkeerd worden begrepen en het verslag moet vooral een zorgvuldige en feitelijke weergave zijn van de ontmoeting. Het maken van een verslag kost mij dan ook veel tijd en aandacht. Ik schrijf het, ik lees het na, en nog eens en nog eens. En als ik denk: ja, zo klopt het helemaal, pas dan stuur ik het toe. Afgelopen week sprak ik met een collega over het maken van verslagen. Ik sprak mijn twijfel uit of ik dit wel wilde blijven aanbieden. Omdat het zoveel tijd en energie kost. Je zou zelfs kunnen zeggen: ‘het kan niet uit'. Ook na dat gesprek twijfelde ik nog. Een nieuw besluit Maar nu niet meer. Vanochtend opende ik mijn mailbox en vond ik een bericht van een cliënt die ik vorige week sprak. Ze schrijft: 'Dankjewel voor het verslag, heel krachtig en helpend om terug te lezen.' Daarmee krijgt het verslag en de overweging: ‘kan het uit’ ineens een hele nieuwe lading. Het verslag blijft. Het is een zin uit het gelijknamige lied Van Liesbeth List. Het is ook de tekst van de tatoeage die ik augustus 2019 op mijn arm liet zetten. Aan de binnenkant, omdat het vooral een reminder is voor mijzelf. Heb het leven lief betekent voor mij: heb jezelf lief. Immers, ik bén mijn leven! En als ik mijzelf niet lief kan hebben, hoe kan ik dan de wereld om mij heen lief hebben? Heb het leven lief. Wat er ook gebeurt, wat er ook lukt of niet lukt, wat de pijn ook is, de onrust, het verlies, het ongemak: heb het leven lief, heb jezelf lief. Als het in jouw leven gebeurt, is het van jou. En als het van jou is, ben jij degene die het vast mag pakken. Nu ik dit schrijf moet ik ineens denken aan het boekje dat ik mijn kinderen veelvuldig voorlas: ‘Wij gaan op berenjacht ’, een boekje over moed en samen op avontuur gaan. Samen trotseren we landschappen en stormen. We kunnen er niet onderdoor, we kunnen er niet overheen, we moeten er dwars doorheen! Het berenavontuur is als het leven zélf. Soms is er storm, soms is er wind, soms is er regen of hagel en soms is het ijzig koud. Dus heb jezelf lief. Zorg voor jezelf. Kijk wat jij nodig hebt om er dwars doorheen te kunnen gaan.
|
Helderheid in de mistZoekend naar mezelf schrijf ik al mijn hele leven. Het schrijven helpt me te komen tot de essentie. Van mij, mijn gedoe, mijn vreugde en verdriet, kortom van mijn leven. Schrijven brengt helderheid in de mist. Het brengt me naar gebieden waar de zon schijnt. Al is het maar voor even. |