Each of us stand seemingly alone,
as we cry out for evidence that we belong. And as we cry out silently through the actions of our every day, We step further from our own sight. Further from the experience of our one same heartbeat. But in the flicker of a single moment we might remember that there are no seperate lives. And that we have never been alone. - Nic Askew –
1 Comment
Wanneer we op vakantie gaan, of emigreren naar een ander land, dan bereiden we ons voor. We lezen ons in, zoeken misschien informatie over die andere cultuur, de gebruiken en gewoonten van dat nieuwe land en we maken een reisplan. Ook kijken we zorgvuldig naar wat we mee willen nemen; niet te veel, en zeker ook niet te weinig.
Wanneer we de overgang gaan maken van dit aardse bestaan naar de wereld van de geest, dan kunnen we ons ook voorbereiden. Nee, we weten niet precies waar we naar toe op weg zijn of hoe het er daar eruit ziet. De voorbereidingen zoals hierboven geschetst lijken dan ook geen zin te hebben. Toch kunnen we ons wel innerlijk voorbereiden. Vorige week had ik daar een prachtig gesprek over. Zij lag op bed en ik zat naast haar. Ze vertelde over de vele herinneringen die de afgelopen weken door haar heen gingen. Dat ze zich een rijk mens voelt en dat ze een rijk leven heeft gehad. De dankbaarheid die ze daarbij ervaart, is als een liefdesstroom die haar opent. Toch zijn er ook herinneringen die haar verzwaren. ‘Denk je dat het belangrijk is te vergeven, voor ik de overgang maak’, vraagt ze me. En ze vertelt over een gebeurtenis in haar vroege jeugd. Een indringende gebeurtenis die als een schaduw met haar is meegereisd door haar hele leven heen en die haar - op bepaalde levensgebieden - heeft verzwaard en belast. Ik antwoordde dat die gebeurtenis en de gevolgen voor haar leven, van dit aardse leven zijn. De vraag is, zei ik, of je bepaalde gevoelens en emoties die je nog bij je draagt, mee wilt nemen over de grens van de dood heen. Misschien verzwaren ze je, tijdens de overgang die je gaat maken. En misschien bevrijd het je, wanneer je ze hier kunt laten. Iets met lichter reizen. We spraken over een metafoor die ik die week toevallig las ik een boek dat ik eerder van haar kreeg. De metafoor schetst het beeld van een kasteel en wil de rijkdom van onze binnenwereld illustreren. Stel je voor, zei ik, dat je een groot kasteel bent, met lange gangen en vele kamers. Iedere kamer in het kasteel is perfect en vertegenwoordigt een bepaald aspect van jou. Alle kamers en gangen samen vormen een geïntegreerd en compleet geheel. Als kind bewoonde je het hele kasteel, je onderzocht alle hoekjes en ruimtes van het kasteel, zonder schaamte, zonder oordeel en zonder angst. Tot er mensen komen die je vertellen dat bepaalde kamers in jouw kasteel niet goed zijn. Of die kamers betreden waar ze niet behoren te zijn. Je sluit kamers af. Omdat ze volgens die anderen niet in jouw kasteel horen, of omdat ze jou een pijnlijk, verdrietig of onzeker gevoel geven wanneer je ze betreedt. Het licht valt er niet langer naar binnen en na verloop van tijd vergeet je de kamers zelfs helemaal. Misschien, zo zeiden we, nodigt het leven je uit om nog één keer alle kamers van jouw kasteel te bezoeken. Ook de kamers die je had afgesloten. De herinneringen, die nu als vanzelf in je opkomen - ook de moeilijke of onprettige - helpen je daarbij. Aan het einde van ons gesprek zei ze: ‘Er zijn mensen, die me vragen of ik niet lijd nu. Maar dat doe ik niet. Ik vind dit stuk niet makkelijk, maar ik denk dat ik deze tijd nog heb gekregen om dingen af te ronden en aan te kijken.’ Zo beweegt zij op de grens van twee werelden. Achter haar ligt het bekende en voor haar het onbekende. Innerlijk bereidt zij zich voor op haar reis. In alle kamers van haar kasteel ontsteekt ze het licht en moedig onderzoekt ze wat er ligt. Ze houdt vast wat bij haar hoort en wat ze mee wil nemen op haar reis. Ze ruimt op en laat los wat haar verzwaart en belast. Ik wens haar toe dat ze licht mag reizen. Een tijd van omarmen
een tijd van omarmd te worden een tijd van zorgen en dragen een tijd om verzorgd en gedragen te worden. Een tijd van troosten een tijd van getroost te worden een tijd om te omhullen een tijd om omhuld te worden een tijd om geboren te worden een tijd om te sterven. Eens komt jouw tijd om te voelen dat het licht van de liefde de donkere dagen overwint. - Claire vanden Abbeele - Het is alweer een paar weken geleden dat ik haar zag. Om haar heen is het rustiger geworden. Verschillende mensen die een stukje zorg voor hun rekening namen, hebben tijdelijk af moeten haken. Niet omdat ze dat wilden, maar omdat Corona de regie heeft overgenomen. Sommigen werken in de zorg en willen in het contact voorzichtig zijn. Anderen zijn verkouden. Of hebben een gezinslid dat grieperig is. ‘De spoeling wordt dun’, zal haar man daar later over zeggen.
Maar niet alleen de wereld om haar heen is veranderd, ook haar innerlijke wereld is veranderd. Haar brein werkt niet meer zoals ze gewend is dat het werkt. Het lijkt of het haar voor de gek houdt. ‘Ik zie je zitten’, zegt ze, ‘maar ik weet niet zeker of het waar is’. Het is moeilijk onder woorden te brengen wat er in haar hoofd gebeurt. Maar ik kan zien dat het haar onzeker maakt. Onrustig ook. ‘Ik zou zo graag weer rust vinden en voelen dat het gaat zoals het bedoeld is te gaan’, zegt ze. Ik kijk haar aan. En zeg het enige dat ik kan zeggen is. Dat de gedachte dat het mag gaan zoals het bedoeld is te gaan, misschien een menselijke gedachte is. En dat die gedachte misschien onbewust door haarzelf is ‘ingekaderd’. ‘Misschien gaat het nu wel, zoals het bedoeld is te gaan’, zeg ik, ‘maar is dat niet te volgen vanuit menselijk of aards perspectief’. Zoiets zeg ik. Voorzichtig en zachtjes. Ze kijkt me aan. Een poosje later wil ze op de stoel zitten. Zij drinkt een kopje bouillon en ik een kopje koffie. Ik zie haar blik onrustig heen en weer dwalen. Van het raam naar de lamp. Van de lamp naar de tafel. Van de tafel naar het kastje. En dan weer terug naar de lamp. Ze strekt haar hand uit en raakt de lamp aan. ‘Het is zo raar in mijn brein’, zegt ze nog maar eens. ‘Ik voel de lamp, maar ik weet niet zeker of het waar is wat ik voel.’ Dan zegt ze wat ze al eerder zei: ‘Ik zou zo graag weer terug willen naar het vertrouwen dat er eerder was’. Ik antwoord, dat ik moet denken aan haar eigen woorden die ze sprak tijdens ons interview. Dat we nooit terug kunnen naar hoe het was. Dat ze misschien op weg is naar een nieuw vertrouwen. Een vertrouwen dat ze nu nog niet kent. Omdat ze er nog nooit is geweest. Ze knikt. Stil. Haar man scharrelt in en om het huis. Te weten dat er iemand is bij zijn vrouw, geeft hem voor even wat ruimte. Ook voor hem is dit een moeilijke, onzekere en intensieve tijd. Ze zijn feilloos op elkaar afgestemd. Een half woord is genoeg. Hij zorgt voor haar en zij wil voor hem zorgen. Hij is haar anker. En misschien is zij ook wel zijn anker. ‘Misschien ben ik wel verder in het proces dan ik denk’, zegt ze dan. Ik kijk haar aan en knik. Wanneer ik haar vraag wat haar hier houdt, antwoordt ze dat hij het is. Haar liefde voor hem. Ze wil hem nog niet alleen laten. Ik vraag haar of ze dit ook al tegen hem heeft gezegd. Ze kijkt me aan en zegt zachtjes: ‘nee’. Wat moet het ongelooflijk moeilijk zijn om los te laten. De wereld. Je vrienden. Je familie. Je geliefde. Alles wat je kent en wat je vertrouwd is. Wat moet het ongelooflijk moeilijk zijn te voelen dat je écht een andere afslag te nemen hebt. En dat je daarin geen keuze hebt. Dat je slechts kunt volgen wat er aan je gebeurt. Na het eten gaat ze naar bed. Voor mij is het tijd om naar huis te gaan. Ik klim tegen de berg op
de wind staat in de rug dans op de pedalen onder een helderblauwe lucht vermaal de kilometers en vreet het asfalt op heb zin om af te dalen ben bijna aan de top Ik kijk naar beneden en zie daar in het dal de afgelegde weg de hoogmoed voor de val het punt waar ik de mist in ging de bocht die ik niet zag de liefde die voorbij ging omdat ik er nooit was Waar ik ook voor vlucht wat ik ook ontwijk er is geen weg terug ik kan alleen nog maar vooruit. Vijf voor negen rijd ik de oprit bij haar huis op. Het grint knarst onder de banden van mijn auto. Wanneer ik voor de deur sta, twijfel ik even. Loop ik door, of bel ik aan? De vorige keer dat ik er was, zei ze dat ik gewoon naar binnen kon komen. Maar inmiddels zijn we ruim zes weken verder en is de situatie veranderd. Ik besluit aan te bellen. Haar man opent de deur. ‘Loop de volgende keer maar gewoon door’, zegt hij gelijk.
Zes weken geleden was ik hier om afscheid van haar te nemen. Het was de verwachting dat ze niet lang meer zou leven. Maar het verloop en de duur van een stervensproces zijn niet te voorspellen en ze is er nog. Er was een periode waarin ze voor haar gevoel al meer ‘daar’ was dan hier. Ze omschreef het zelf als een ruime heen-en-weerbeweging. Het was te horen in haar stem, die zacht was en soms bijna ijl. Nu is ze weer meer ‘hier’. Ze is dankbaar voor elke dag die haar nog wordt gegeven en ze doet haar best daarin te genieten van dat wat naar haar toe komt. Haar man is in dit alles haar vaste steun en toeverlaat. Hij is er. Ze kán ook niet meer alleen zijn, omdat ze soms slecht ziet en in haar staan en lopen onevenwichtig is. Maar in de zorg voor hem is nu aan een aantal mensen gevraagd of ze mee willen bewegen in een aanwezig-zijn programma. Zodat hij wat vrijer is in zijn dagindeling en ook weer wat kan werken. Ik mag deze ochtend bij haar zijn. Ik loop de gang door, richting de woonkamer en zie haar gelijk zitten. Ze ziet er anders uit. Haar gezicht is voller, haar lijf lijkt kleiner. Ik geef haar zacht een knuffel en ga naast haar zitten. Ze vertelt over de nacht waarin ze opnieuw zo’n nare en verstikkende droom had, waaruit ze gillend ontwaakte. Dat gebeurt haar vaker tegenwoordig. Het wordt gezien als een bijwerking van de medicijnen die ze krijgt: morfine, dormicum en dexamethason. Het lijkt voor haar nachtrust een giftige cocktail. Deze wel of niet in te nemen lijkt een keuze, maar in de praktijk is het dat voor haar niet. Zonder de medicijnen zou ze de pijn niet kunnen dragen. Ik ben aardig op de hoogte van haar wel-en-wee, want ze spreekt of schrijft bijna dagelijks een app'je in voor een kleine groep mensen om haar heen. Daarin klinkt haar kracht en eerlijkheid door, maar ook haar zoeken. Soms heeft ze het moeilijk. Deze week app'te ze: ‘Ik mag voor mijzelf bekennen ….., het waren een aantal moeilijke dagen. Teveel pijn …. en ik vind het heel moeilijk …. zo afhankelijk te worden/zijn. Daar nog mee te moeten/mogen oefenen …. Zo kwetsbaar en bang, dat ik jullie tot ‘last’ ga worden. Ik kan jullie hulp dus wel gebruiken …. de komende tijd.’ Over die angst voor afhankelijk worden spreken we samen. Kan ik dat, vraagt ze zichzelf af. Ze vertelt dat het voor haar belangrijk is daar betekenis in te kunnen vinden. Omdat het anders niet te dragen is. Nu, tijdens het schrijven van dit stukje, moet ik denken aan het interview dat ik met haar mocht hebben. Daarin sprak ze over de ‘angst voor de angst’, ze zegt dan: ‘En ik heb voor mezelf ontdekt, het is eigenlijk vaak de angst voor de angst, dat je denkt bang te zijn voor iets groots waarvan je niet weet wat het is. Want je bent er nog nooit geweest, je hebt het nog nooit aangeraakt, weet je, je hebt nog nooit ten volle gezegd, laat ik nou eens kijken dan hoe dat er uit ziet bij mij. Wat is dat dan voor mij.’ Afhankelijkheid lijkt een nieuwe ‘speler’ in haar proces. Maar het is misschien vooral die onbekendheid die angst inboezemt. Niet de afhankelijkheid zelf. Omdat die nieuw is. We hebben samen koffie gedronken, zij met een vezelrijke cracker en ik met een plakje Oudewijvenkoek. Terwijl ze lag te rusten heb ik de bloemen verzorgd, het water in de vazen ververst, sinaasappels uitgeperst en hun bed verschoond. Ik mocht haar handen masseren met heerlijk geurende rozenolie, een intiem moment van samen Zijn. Voor ik naar huis ging, at ik een broodje mee. Ik zag hoe haar wangen langzaam roze waren gekleurd. Ik zag haar trillende handen die mes en vork vasthielden. Ik hoorde haar stem die zachter en lichter was geworden. Het was tijd voor haar middagdutje en voor mij tijd om naar huis te gaan. Wat een geschenk om deze ochtend even in haar wereld te mogen stappen. Deze keer geen afscheid. Slechts een onuitgesproken vertrouwen elkaar opnieuw te mogen ontmoeten. Hoe en waar dat ook mag zijn. Er komt een spraakberichtje binnen. Kort en zacht, want zoveel energie heeft ze niet meer. Toch klinkt er kracht door haar woorden heen. Zachte kracht. En tussen de woorden vallen regelmatig stiltes. Het zijn geen ongemakkelijke of lege stiltes, maar stiltes die de woorden verbinden, niet alleen met elkaar, maar vooral met haar. En wanneer woorden licht konden geven dan zouden haar woorden licht geven.
Ze vertelt hoe ze op de bank zit, mijmerend, met een kopje thee, voor het raam. Het grote raam dat uitkijkt naar de tuin. Ze vertelt dat de reeën weer terug zijn. Vijf stuks maar liefst. Haar vreugde daarover is goed te horen. Ze zegt dat ze zo geniet van iedere dag die zich weer aandient en dat iedere dag een cadeautje is. In haar leven is alles weggevallen, ze leeft haar laatste uren, dagen, of misschien nog weken, wie zal het zeggen. En toch straalt ze uit dat álles er is en dat het goed is. En dat laatste zegt ze ook vaak. Omdat ze soms moeite heeft haar ogen scherp te stellen stuur ik haar een spraakberichtje terug. Ik zeg dat haar woorden mij raken. Dat ik zoveel mensen spreek die geleefd worden door de waan van de dag. En dat ik weet dat het mij soms ook gebeurt. En in die aanzuigende werking van de waan van de dag, kunnen we denken dat die waan het leven is. Een leven waarin we uit alle macht proberen om aan verwachtingen te voldoen. Van de maatschappij en van onszelf. Maar in die verwachtingen raken we veel kwijt. Niet alleen de verbinding met onszelf, maar daarna ook die met de ander. Aan dat mechanisme ontsnappen lijkt bijna onmogelijk. Maar in een paar zinnen laat zij zien hoe eenvoudig het kan zijn. Gewoon eenmaal per dag in stilte op de bank zitten met een kopje thee. Mijmeren en naar buiten kijken. Echt kijken. Naar de kleuren van het seizoen, de vogeltjes, de reetjes, de zon of misschien de regen. Al was het maar vijf minuten. Vijf minuten losgekoppeld zijn van de buitenwereld. Vijf minuten om je werkelijk te verbinden met jezelf, je lichaam en je adem. Vijf minuten niets moeten, geen gedachten, geen agenda, geen verwachtingen. Vijf minuten om weer samen te vallen met wie jij bent, op dat moment. Het kan. En het zou een wereld van verschil maken. Misschien kunnen die vijf minuten – in het zicht van de eindigheid – dan zomaar als oneindig voelen. En kun jij in die vijf minuten ervaren wat zij ervaart: dat wanneer alles lijkt te zijn weggevallen, in stilte zichtbaar wordt dat alles er altijd is. When all is said and done
and my ashes return to dust the footsteps I leave behind me will fade into time they just will so might I make the most of these short days might now be my time to live as only I can. - Nic Askew - Vanochtend nam ik afscheid van een vriendin. Ik nam afscheid, omdat ze nog maar kort zal leven. Zelf zei ze daarover, terwijl ze met haar hand over haar lichaam gleed: ‘als ik het zo voel, dan heb ik nog een week of vier’.
Wij ontmoetten elkaar zo’n tien jaar geleden. Ik werkte bij een opleidingsinstituut – een levensschool eigenlijk – en zij volgde daar een opleiding. Meer dan elkaar vluchtig kennen was het toen nog niet. Tot ze me zo’n vier jaar geleden een mail stuurde, waarin ze vertelde dat ze ziek was en dat ze me graag zou willen ontmoeten. Die ontmoeting resulteerde erin, dat ik haar mocht interviewen over haar ziek zijn. We hadden een prachtig gesprek over hoe ze tegen het leven en de dood aankeek, wat ze mocht ontdekken over zichzelf in het ziekzijn, over vol in het leven staan – ook als je ziek bent – en ook over de zin van haar leven. Van het interview werd een korte film gemaakt, een film die nu – zichtbaar voor iedereen – op YouTube staat. Want dat wilde ze graag. 'Alles wat ik nu leer – in dit ziek zijn – zei ze, leer ik niet alleen voor mijzelf. Ik wil het graag delen'. En zo geschiedde. Daarna bleven we in contact. Met enige regelmaat reed ik naar haar toe en altijd hadden we mooie gesprekken waarin ze me vertelde over waar ze ‘was’ in haar ziekzijn, wat haar bezig hield, wat ze moeilijk vond of waar ze van genoot. En ik op mijn beurt vertelde haar over mijn leven. Op een gegeven moment besloten we, dat we vriendinnen waren. Het was niet het soort vriendschap waarbij je elkaar met grote regelmaat ziet, of waarbij de app’jes over en weer vliegen, maar wel het soort vriendschap waarbij je elkaar begrijpt, vaak zonder woorden, een vriendschap gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect. Wanneer we elkaar zagen, was het altijd goed, we haakten als het ware bij elkaar aan, of, misschien beter gezegd, tuneden bij elkaar in en konden over alles spreken. Maar nu, nu was dan toch het moment gekomen om afscheid te nemen. Dat wilde ik heel graag en ik was blij dat ze daar ruimte en energie voor had. Niet alleen wilde ik haar nog een keer in de ogen kijken, vooral wilde ik haar bedanken. Haar vraag aan mij, om met haar op zoek te gaan naar een manier om haar inzichten ‘vast te leggen en te delen’ heeft mij enorm veel gebracht. Haar onvoorwaardelijke vertrouwen in mij maakte, dat ik mijzelf leerde te vertrouwen. En zo zat ik vanochtend in de hoek van de bank waar zij lag. Haar benen lagen over mijn benen en daar overheen lag een dekentje. Haar hond aan mijn voeten. Een intiem samenzijn. En ik ontdekte opnieuw mooie dingen over afscheid nemen. Afscheid nemen kan alleen maar in het moment. En afscheid kan alleen maar wanneer je ín dat moment ten volle aanwezig bent, met huid en haar. Het heeft zo weinig zin je er op voorhand zorgen over te maken of op voorhand angstig te zijn voor dat wat komt. Wanneer je oprecht aanwezig kunt zijn in het moment, je aan kunt sluiten bij de ander, vallen de zorgen en angsten als vanzelf weg. Afscheid nemen is loslaten. Maar voordat je los kunt laten, zul je eerst vast moeten houden. En dat is wat wij deze ochtend deden. We hielden elkaar vast. We hielden elkaar vast in onze aandacht en aanwezigheid. Ik stapte voor even in haar wereld en verder was er niets. We spraken over de vele mooie ontmoetingen die ze nu nog heeft. Allemaal cadeautjes, zei ze daarover. Ze vertelde over de mensen die bij haar ‘aanwezig kunnen zijn’ en over de mensen die dat niet meer kunnen. Voor wie het naderende afscheid het contact in het hier en nu in de weg zit. Ze zag het zoals het was, zonder oordeel. We spraken over de laatste weken en hoe ze die voor zich ziet, over het naderende afscheid en haar mooie plekje op de natuurbegraafplaats. De dood is ongrijpbaar. Te weten dat zij nu zo’n andere weg gaat volgen, dat kan ik snappen met mijn hoofd, maar tegelijk kan ik het niet bevatten, ik kan er niet ‘bij’. Maar deze ontmoeting was zo concreet en werkelijk als een ontmoeting maar kan zijn. Er was even geen verleden, geen toekomst, er was alleen maar hier en nu en wij samen. En daarin was alles aanwezig. Op het moment dat ik wilde zeggen: ‘als het je te veel wordt ….’, sprak zei de woorden: ‘ik ga je dag zeggen’. Nog één keer een knuffel en nog één keer elkaar in ogen kijken. Een zoen door het glas van de deur en daarna stapte ik weer de wereld in. Het was goed. Een persoonlijke ontmoeting lukt niet en daarom maken we een belafspraak. Klokslag 09.00 gaat mijn telefoon. Ze vertelt me dat het fysiek slechter met haar gaat. Dat ze veel moe is en steeds minder energie heeft. ‘Ik voel me daardoor eenzamer worden’, zegt ze. Eenzaam omdat ze door het gebrek aan energie weinig afspraken kan maken. Omdat ze daardoor veel alleen thuis is. Maar misschien vooral eenzaam omdat het - ook Ín de ontmoeting met de ander - steeds moeilijker lijkt een verbinding te leggen tussen haar realiteit en die van de wereld.
De mensen om haar heen werken, ze hebben hun sociale leven, kijken vooruit, leven vooruit en plannen vooruit. Ze praten over straks, over ooit. Ze praten over materiële zaken. Maar voor haar zijn dat onderwerpen waar ze niet meer bij stil staat. Die er niet meer toe doen. Haar straks bevindt zich in de dag. Voor haar telt slechts de realiteit van het moment. Hoe ze zich voelt, of ze pijn heeft, of er energie is, het is bepalend voor haar dag en de keuzes die ze maakt. Het is niet haar agenda die bepaalt, maar haar lijf. Afspraken in het voren plannen is daardoor moeilijk. Ze staan wel in haar agenda, maar altijd met een voorbehoud. Het kan, als het kan. Ze mist de normale wereld en de mensen om haar heen. Niet omdat ze ze niet ziet of spreekt, maar omdat ze elkaar vaak niet meer kunnen bereiken. Het blijkt moeilijk te zijn een brug te bouwen tussen haar leven en dat van de ander. In het continent ‘Ziek’ wonen geen gezonde mensen en in het continent ‘Gezond’ wonen geen zieke mensen. Ze zijn van elkaar gescheiden door een kloof van niet weten, niet begrijpen en soms ook van niet willen. Is het omdat zij de ander confronteert met ziekte, met ongemak, met pijn en verdriet? Is het omdat zij de ander confronteert met de eindigheid van het leven? Dus vindt ze haar weg veelal alleen door dat onherbergzame landschap van ziekte, afscheid nemen, en van loslaten. Trotseert ze vaak alleen de diepe dalen en de hoge bergen en zoekt ze naar een nieuwe manier van zingeving. Ze verontschuldigt de ander, probeert begrip te tonen, doet haar best de brug te vinden, de brug over de kloof. Maar hoe dieper zij in het continent ‘Ziek’ komt hoe minder mensen hun best doen om vanaf de andere kant bij haar te komen. Ze is zich er ter dege van bewust dat het bijna onmogelijk is om je te verplaatsen in het leven van een zieke wanneer je daar zelf nog niet bent geweest. We kunnen immers alleen dat herkennen wat reeds in ons aanwezig is. Maar het stellen van een vraag zou zo fijn zijn. Hoe ze zich voelt. Hoe dat continent ‘Ziek’ er voor haar uit ziet. Hoe het is om tegen de eindigheid aan te kijken. Wat ze moeilijk vindt. Waar ze verdrietig om is. Want het stellen van een oprechte vraag kan verbinding leggen tussen haar wereld en de ‘gewone’ wereld. Voor even kan een ander haar realiteit meedragen. Voor de duidelijkheid: ze klaagt niet. Ze ziet vooral heel helder hoe het is. Ze verwijt ook niemand iets. Ze begrijpt en aanvaardt. Niet altijd hoor. Soms is ze wanhopig. En eenzaam. En stelt ze vast: ziek zijn is hard werken. Niet in het Doen, maar in het Zijn. |
Archieven
Augustus 2020
Categorieën |