Het was een mooie vraag, het afgelopen weekend. Ik was met mijn vriendin op pad, gezellig samen naar Noordwijk en voor even leek het of we alle tijd van de wereld hadden. ’s Ochtends aan het ontbijt kwam de vraag voorbij. We hadden het over mijn moeder, ze overleed afgelopen november. Mis je haar? Gelijk voelde ik de tranen omhoog schieten. Gelijk ook floepte mijn verdediging eruit: dat ik wat moe was, na onze gezellige dag en avond ervoor. Wat waar was, maar natuurlijk hoef ik mij niet te verontschuldigen voor mijn tranen. Niet bij mijn vriendin, bij niemand niet! En toch gebeurde mij wat ook mijn cliënten vaak gebeurt, wanneer de tranen opwellen. Een gevoel van ongemak. Een sorry. Maar, zullen we dat niet meer doen? Omdat het niet nodig is. Omdat het oplucht. Omdat dat wat in jou, in mij is, mag stromen. Omdat het ruimte geeft. Innerlijke ruimte. Vervolgens antwoordde ik met een ‘ja’. Dat ik haar mis. En nee, niet die laatste jaren van ziek zijn. Niet de verantwoordelijkheid die soms zwaar drukte. Niet het noodgedwongen over moeten nemen van de regie. Niet het moeten nemen van beslissingen die je als dochter helemaal niet wilt nemen. Maar ik mis haar wel. Dat is soms ietwat ontregelend, zoals nu, maar vooral ook mooi. Ze was en is immers wel mijn moeder, al bijna 59 jaar. Wat ik wel mis, zei ik, is dat, wat we niet hebben kunnen zijn voor elkaar. En ook nooit meer zúllen zijn voor elkaar. Ik mis wat er niet meer was, omdat ze ziek werd. Ik mis wat ze niet kon zijn voor mij en voor mijn kinderen, omdat die ziekte haar steeds meer in zijn greep kreeg. En wat ik ook mis, is haar oprechte blijdschap, die er die laatste periode soms zomaar ineens kon zijn. Ik vertel hoe mijn moeder de laatste maanden van haar leven zo ontroerend verrast kon zijn, wanneer ik bij haar op bezoek kwam. Dan liep ik de huiskamer van het verpleeghuis binnen, de plek waar ze meestal was, omdat ze niet meer voor zichzelf kon zorgen en dan zag ik haar zitten op een stoel, stilletjes, meestal in zichzelf gekeerd. En als ik dan: ‘dag mam’ zei, dan keek ze op, soms duurde het even voor ze me echt zag, en dan was er die blik, die langzaam open ging, om vervolgens heel blij: ‘Eva!’ te zeggen. Dat mis ik. Of die keren dat ik naast haar op bed zat en zij tegen mij aan, zo heel vertrouwd, haar hoofd op mijn schouder, in stilte. Dat mis ik ook. Het is gewoon gek, zei ik, om geen ouders meer te hebben. En nu ik dit schrijf, denk ik dat de lading van het woord ‘verweesd’ daar misschien het beste bij past.
Wat doet het met jou? Het zonder ouders door het leven gaan? Is er een missen, of wordt dit missen ingesloten door de waan van de dag? Vind je het fijn daar iets over op te schrijven en dat te delen: graag! Wanneer je wilt, stuur je dat naar: vrouwenrouw@solcon.nl. Ik reageer altijd. Eva
0 Comments
Mijn oog viel op een oproepje op Social Media. Of er iemand was die ervaring heeft in het omgaan met rouw bij dementerende mensen. Ik stuurde de persoon in kwestie een berichtje en schreef dat ze me wel mocht bellen.
Er stonden nog een paar andere reacties onder de vraag en daarin werd het woord ‘expert’ genoemd. Dat ben ik natuurlijk niet. De echte experts zijn wat mij betreft de mensen die dag in dag uit zorg dragen voor mensen met een vorm van dementie. Wel kreeg ik in mijn directe omgeving met dementie te maken en dat leidde ertoe dat ik me in dit onderwerp ben gaan verdiepen. Dit, in combinatie met mijn ervaring als rouwbegeleider, maakte dat ik dacht: misschien kan ik haar wat verder helpen. Gisteren hadden we telefonisch contact. Ze vertelde dat ze een gastles mag verzorgen op een ROC opleiding voor verzorgenden, dat ze in haar werk wel ervaring heeft met rouw en verlies, maar niet met dementerende mensen. Tussen de regels door meende ik te horen dat ze dat ook best wel spannend vindt. Wat zou je willen weten, vroeg ik haar. En toen sprak ze de woorden die de rest van die dag door mijn hoofd dwarrelden, woorden waarin voor mij iets fundamenteels werd aangeraakt. Ze vroeg of ik wist of dementerenden de hele dag ‘van het padje af zijn’, of dat ze ook heldere momenten hebben. Wat ik precies heb geantwoord weet ik niet meer en dat doet er ook niet toe. Ik reageerde vooral op de woorden ‘van het padje af zijn’. Ik zei dat ik begreep wat ze daarmee bedoelde te zeggen, maar dat ik dat zelf zo niet zou omschrijven. Ik benadrukte dat mensen die lijden aan een vorm van dementie gewoon mensen zijn, mensen die weliswaar geheugenklachten hebben, soms gedragsproblemen of een veranderend karakter, maar wel: mensen. Ik vertelde dat één op de vijf mensen een bepaalde vorm van dementie ontwikkelt en dat dat betekent dat we er allemaal op de een of andere manier mee te maken krijgen. Een ouder, een partner, een vriend of vriendin, of misschien wijzelf. Laten we hen, laten we elkaar, met waardigheid blijven benaderen. Omdat ze nog zo weinig bekend was met dementie deed ik ook een aantal suggesties. Ik vertelde over de films Still Alice en The Father, ik noemde het integere programma van Hugo Borst en Adelheid Roosen en vertelde over Bureau MORBidee, dat mooie praatkaarten heeft ontwikkeld, en over de websites van Alzheimer Nederland en Dementieintheater. Maar omdat vooral die woorden bleven resoneren, zei ik aan het einde van ons gesprek, dat het misschien met name belangrijk is, dat ze de studenten van het ROC vertelt dat dementerende mensen gewone mensen zijn, niet mensen waar ze bang voor hoeven zijn. Dat het mensen zijn die een heel leven hebben geleid, zoals jij en ik, dat ze midden in het leven stonden en meedraaiden in de maatschappij. En dat ze daarom ons respect verdienen, onze tijd, aandacht en liefdevolle zorg. Ik zei dat het ondersteunend zou kunnen zijn wanneer de studenten zich zouden verdiepen in het ziektebeeld, omdat begrijpen het begrip vergroot. En tot slot deed ik de suggestie te onderzoeken of zij zelf een dagje mee zou kunnen lopen bij een dagbesteding voor mensen met dementie. Niet alleen omdat de begeleiders en vrijwilligers daar haar vast nog veel meer kunnen vertellen over dit onderwerp, maar ook om dat zij zo zelf meer vertrouwd zou raken met dit onderwerp. En tot slot: Nee, er is niet één antwoord op de vraag hoe we om moeten gaan met rouw bij mensen met een vorm van dementie. Er is wel één antwoord op de vraag hoe we om moeten gaan met rouw en met elkaar en dat is volgens mij: met respect en zonder oordeel. Dus daarom, ‘van ’t padje af’: zullen we dat gewoon niet meer zeggen? Van november 2019 tot november 2020 had ik gesprekken met haar, gesprekken over verschillende vormen van verlies in haar leven. We ontmoetten elkaar steeds in een bos, ergens tussen haar en mijn woonplaats in. De seizoenen kwamen en gingen, soms scheen de zon, soms was er mist, een enkele keer regende het en alles wat voorbij kwam was behulpzaam in het geheel.
We werkten onder andere met de leervraag, een ‘methode’ die je kan helpen jezelf boven de waan van de dag uit te tillen. De leervraag kan focus geven en je helpen aandacht te geven aan dat wat van binnenuit belangrijk voor je is. Afgelopen oktober ontving ik opnieuw een mail van haar. Ze vroeg zich af of ik open zou staan voor wandelcoach-leervraag gesprekken, zonder dat het direct met rouwen te maken heeft. Ze schreef dat ze veel drukte in haar leven ervaart en ook in haar hoofd. En dat het haar niet lukt zelf te luisteren naar een nieuw thema. ‘Mijn gedachten maken teveel lawaai lijkt het’, schrijft ze. En ook dat ze denkt dat wandelen met mij haar kan helpen. Ik heb teruggeschreven dat ik het een prachtige vraag vind en dat ik graag met haar ga wandelen. In januari gaan we elkaar opnieuw ontmoeten, in het bos. Zelf leef ik al sinds 2008 elk jaar met een leervraag en elk jaar ben ik weer geraakt en ontroerd door wat het mij brengt aan rust en inzicht. Ben jij benieuwd of een leervraag iets voor jou kan doen? Kijk dan hier voor meer informatie of bel me gewoon even. Misschien heb je het gemerkt, misschien ook niet.
Het was stil de afgelopen weken, stil in mij en daardoor ook stil op mijn account. Mijn moeder was de grond onder de stilte; zij overleed zondagavond 14 november jl. Drie dagen waakte ik aan haar bed, drie kostbare dagen waar ik met veel ontroering en dankbaarheid op terug kijk. Inmiddels is het afscheid geweest, hebben we haar appartementje leeggehaald en zijn haar kleren uitgezocht. En nu? De stilte waar ik met het waken in gleed is er nog, er is immers een gat geslagen en daarin lijkt alles te verdwijnen. Toch wil iets in mij ook weer in beweging komen, mensen ontmoeten, het leven leven. Dus probeer ik een goed ritme te vinden tussen rouwen en herstellen. Tijdens gesprekken met cliënten vertel ik vaak over het belang van het vinden van dit ritme. Ik gebruik daarbij graag de metafoor van het bootje dat heen en weer vaart tussen het Eiland van Verlies en het Eiland van Herstel. Ik leg uit dat het zo belangrijk is, dat je beide roeispanen gebruikt, omdat je anders bij één van de eilanden in kringetjes zult blijven ronddraaien. Ik vertel over verdringen en verdrinken en over het belang van zelfzorg. Nu ervaar ik zelf – opnieuw – hoe belangrijk deze beweging tussen de twee eilanden is. Hoe belangrijk het is jezelf te zien en (voor) waar te nemen. Hoe belangrijk het is te rouwen, omdat je anders zult vollopen met de tranen van verdriet. En ook hoe belangrijk het is je weer te verbinden met de wereld en de mensen om je heen, met dat wat je graag doet, de dingen waarvan je oplaadt. Wat ik eigenlijk wil zeggen is: ‘Ik ben er weer'. En mocht het ergens de komende tijd toch weer even stil zijn, weet dan dat ik voor even op het Eiland van Verlies ben. Maar dat mijn bootje alweer gereed ligt om me naar het Eiland van Herstel te varen. En dat ik er naar uitkijk je daar te ontmoeten! Eva Zondagochtend. Ik loop met mijn ziel onder de arm en mijn tranen zitten hoog. Maar waarom dan toch? Alles loopt de afgelopen weken toch juist lekker? Tijdens een wandeling langs de dijk verschijnt zij ineens voor mijn geestesoog en langzaam komen de woorden.
Deze dagen trekken mij langzaam maar gestaag naar mijn verjaardag toe. En als ik aan mijn verjaardag denk, denk ik automatisch ook aan haar verjaardag; de dag die we nu geen verjaardag meer noemen, maar geboortedag. 20 dagen na mij kwam zij ter wereld. 20 dagen en één jaar om precies te zijn. Elk jaar op mijn verjaardag liet ze me dat weten. Nee, niet fijntjes, want daar was ze niet zo goed in, maar wel met een hele grote grijns op haar gezicht. Een heel jaar ouder was ik dus. En 20 dagen. Zo jong als zij zou ik nooit meer zijn. Mijn verjaardag was niet compleet als zij er niet bij was. We dronken een glas wijn en klonken op het leven. Ook tijdens de jaren dat ze ziek was. Als het even kon dan was ze er bij. En als het niet kon dan toch. 2,5 jaar is het geleden dat ze stierf. Het lijkt eeuwen geleden. En soms is het als de dag van gisteren. Dan zit ik in gedachten weer aan haar sterfbed en beleef ik opnieuw onze meest intieme uren samen. Ze hoort zo bij mijn leven dat ik ook dit jaar niet met mijn ogen zal knipperen wanneer ze op mijn verjaardag toch dat glas wijn komt halen. Ik zal de deur wijd open zwaaien en heel hard roepen: ‘Waar wàs je al die tijd!’ God wat mis ik haar. Haar lach, haar humor, haar kracht, haar grote aanwezigheid. En op sommige dagen mis ik haar net een beetje meer. Toch is het ook heel fijn haar in dat missen weer even zo nabij te voelen. Als het straks gaat schemeren steek ik een kaarsje aan bij haar foto. En drink ik een goed glas wijn. Dag lieverd. Morgenmiddag rijd ik weer naar Heeze voor Blok 2 van de Mastercourse ‘Systemisch werken met traumatisch verlies’. De afgelopen weken heb ik de stof van de e-learning tot me genomen en ik moet zeggen dat me dat niet onberoerd heeft gelaten. Sommige zinnen of woorden staren me aan of springen me als het ware tegemoet. Soms moet ik stevig op de stof kauwen of is het moeilijk deze door te slikken.
Wat de onderwerpen zijn? Blok 2 gaat het over hechting en hechtingsstijlen, over welkom zijn (of niet), over je veilig voelen (of niet), over uitreiken of terugtrekken, vertrouwen en angst, over lichaamstaal en pre-verbaal, over het limbisch systeem, de zielsbinding tussen moeder en kind, over intergenerationele overdracht van gehechtheid, identiteitstrauma, over psychisch opgesplitst zijn en over nog zoveel meer. Tijdens mijn beide zwangerschappen was er spanning. De eerste keer moest mijn vader een openhartoperatie ondergaan. Tijdens mijn tweede zwangerschap overleed mijn vader na een hartstilstand en twee weken coma. Hij werd hersendood verklaard en ons restte een moeilijke beslissing. Spanning, stress, onzekerheid, paniek, het zijn zomaar wat gevoelens en emoties die beide keren door mij heen gierden. Maar niet alleen door mij. Ook door mijn ongeboren kindjes. Ik heb altijd geweten dat dit ‘iets’ met hen moet hebben gedaan. Nu krijg ik daar langzaam meer beeld en gevoel bij, krijg ik er iets van woorden voor. Dan tot slot zomaar een paar van die moeilijk te verteren zinnen:
Nou, wordt vervolgd. 10 juli jl. was het vijf jaar geleden dat Sjoerd overleed. Sjoerd was de jongste zoon van mijn vriendin en ook vriend van mijn zoon. Slechts 19 jaar mocht hij worden. Zijn overlijden had een overdonderende impact, ook op mij. Ik schreef er eerder over in de vorm van een interview en een blog.
In de aanloop naar 10 juli toe, merkte ik hoe moeilijk mijn vriendin het had, moeilijk op een andere manier dan de jaren ervoor, dieper en intenser. Ze vertelde me dat het verlies en gemis niet kleiner maar groter worden, zijn afwezigheid donkerder. Niet altijd, maar met regelmaat. Als een schaduw die tevoorschijn springt wanneer het licht van een bepaalde kant komt, of net iets feller schijnt. In de wereld om haar heen gaat alles door en daarin wordt zijn naam steeds minder vaak genoemd, maar in haar wereld is hij nog elke dag aanwezig. In die periode zat ik een keer buiten en onverwacht kwam er een idee naar mij toe. Sjoerd had vele, vele vrienden. Jonge mannen en ook vrouwen die rondom zijn overlijden heel dichtbij waren. Die de dagen na zijn overlijden naast zijn kist zaten en herinneringen opschreven voor het herinneringenboek dat ik toen maakte. Hoe zou het nu zijn, dacht ik, met al die herinneringen. De jonge mannen en vrouwen van toen zijn ouder geworden, ze zijn gaan werken, studeren, ze hebben het ouderlijk huis verlaten en zijn nieuwe relaties aangegaan. In dat beeld blijft Sjoerd voor altijd 19. Hoe beleven ze dat? Is Sjoerd nog bij hen, en zo ja, op welke wijze? Heeft zijn overlijden hen veranderd? Wat zullen ze nooit vergeten? Wat zouden ze hem nog willen zeggen? Ik schreef een lange app die via mijn zoon bij alle vrienden terechtkwam. Mijn concrete vraag was, of ze me wilden helpen een boekje te maken, een 5-jaar-later-boekje, gevuld met hun verhalen, beelden, foto’s, overpeinzingen en herinneringen. En nu, nu is het boekje klaar. Het is een prachtig, krachtig en ook ontroerend document geworden met vaak intieme verhalen en herinneringen, gedichten en vele foto’s van toen en ook nu. De verhalen vertellen over vriendschap, liefde, inzicht en dankbaarheid, maar getuigen vooral van de kracht van het leven. Het leven dat in de knop werd gebroken, maar dat nog altijd voortleeft in de levens en harten van velen. Gistermiddag kon ik het boekje aan mijn vriendin overhandigen. Mij rest dankbaarheid. Dat ik dit heb kunnen doen, samen met alle vrienden, en dat ik hun vertrouwen kreeg. Niet het loslaten waarbij je je handen opent, waarna dat wat je vast had ineens is verdwenen. Nee, dit loslaten voelt meer als een touw dat uiterst traag door je vingers glijdt en waarbij je jezelf zo nu en dan met enige verbazing afvraagt: ‘Komt er geen einde aan?’ Dit blog gaat over het loslaten van mijn moeder. Niet omdat ik dat wil, maar omdat het zo gaat. Elke week een stukje. Dat proces maakt, dat ik het steeds moeilijker vind om bij haar op bezoek te gaan. Het is zo confronterend, zo pijnlijk en ook zo verdrietig. Iedere week lijkt ze weer wat verder weg. Soms is ze onverwacht even dichtbij, om dan net zo onverwacht weer te vertrekken. En ik weet het, ik hoef alleen maar op bezoek. Maar dat vind ik dus steeds moeilijker. En ik vind het ook moeilijk om daarvoor uit te komen. Maar het is wel zo.
Kom, ik neem je even mee. Ik ben aangekomen in het verpleeghuis waar mijn moeder woont en ik loop naar de huiskamer, waar ze elke dag is en wordt verzorgd. Als ik aankom zit ze in de kring. Ze eet een kruimelkoekje. Kruimels op haar truitje, kruimels op haar broek. Een kopje thee staat nog onaangeroerd naast haar op een tafeltje. Ik loop naar haar toe en kniel naast de rolstoel. Ze kijkt naar me en zegt dan vragend: ‘Eva’? Ik moest weer een mondkapje voor, dus ik kan me voorstellen dat ze twijfelt. ‘Ja’, zeg ik, ‘ik kom gezellig een kopje thee met je drinken’. Ze knabbelt verder op haar koekje. ‘Zullen we even naar boven, naar je kamer’, zeg ik, ‘daar is het wat rustiger’. Ze knikt. Als het koekje op is, haal ik de rolstoel van de rem en rijd haar uit de kring. Voor we de huiskamer uitgaan spreekt de zorg me aan. Mijn moeder weigert steeds vaker haar medicijnen. Ze doet haar lippen dan stijf op elkaar en straalt achterdocht uit. Ik luister. Meer kan ik niet doen. Vervelend is het wel, want bij de Parkinsonmedicijnen is het zo belangrijk dat ze steeds op hetzelfde moment worden ingenomen. Ze was er altijd zo stipt in. Met de lift gaan we naar de tweede verdieping, waar haar kamer is. Daar aangekomen vraag ik of ze een kopje thee wil. Dat lijkt haar lekker. Ik maak twee kopjes thee en ondertussen haal ik de brievenbus leeg. Even later zitten we tegenover elkaar. ‘De thee is nog heet, mam, zeg ik, laat nog maar even staan’. Ik vraag hoe het met haar gaat en hoe haar week is geweest. Op fluistertoon geeft ze antwoord, maar ik kan haar niet volgen. Ik weet ook niet of wat ze zegt een antwoord is op mijn vraag, of dat de woorden uit een parallelle wereld komen, haar binnenwereld. Stilte. Dan brengt ze langzaam haar hand naar haar mond, alsof ze een kopje vasthoudt, en maakt drinkgeluiden. ‘Mam’, zeg ik, ‘je thee staat hier’, en ik wijs naar het kopje. Ze negeert me en brengt opnieuw haar hand naar haar mond. Ik wijs opnieuw naar het kopje, pak zacht haar hand en breng dat naar het oortje. Ik zeg haar het oortje vast te pakken en het kopje met haar andere hand te ondersteunen. Voorzichtig brengt ze het kopje naar haar mond. Ze blaast. Het is een automatisme. Ze drinkt. Er is iets, zie ik dan, maar ik kan niet de vinger erop leggen. Ze zet het kopje terug op tafel, buigt zich iets naar voren en maakt grijpende bewegingen onder de tafel. ‘Wat doe je’, vraag ik. Ze fluistert iets. Dan beweegt ze naar achteren, haar hand op haar buik, een onbestemde blik in haar ogen. Ik word er onrustig van en besluit op de knop te drukken die om haar hals hangt. De zorg is gelukkig dichtbij en komt snel. Het huilen staat me inmiddels nader dan het lachen. Er worden testjes gedaan. Bloeddruk. Saturatie. Temperatuur. Alles lijkt goed. De bloeddruk is wat laag, maar dat is vaker het geval. Een kopje bouillon lijkt een goed idee. Ik ben al bezig. Even later is de zorg weer weg en nipt ze aan de bouillon. Dan vertrekt opnieuw haar gezicht. Haar handen gaan weer naar haar buik. Ze mompelt iets als: ‘nu moet het echt’. Ik hoor de zorg nog op de gang en schiet die kant op. ‘Ik denk toch dat ze naar het toilet moet’, zeg ik. Nou, dat was het dus. Samen met de zorg help ik haar naar het toilet, wat een moeizaam proces is. Niets gaat vanzelf, alles moet worden benoemd. U mag nu opstaan. Maar opstaan is moeilijk. U mag nu met uw rechtervoet een stap naar voren zetten. Maar haar voeten zijn bevroren aan de grond en willen zich niet bewegen. Wat een respect heb ik voor de zorg. Voor de rust. Het vertrouwen dat ze schenken. Hoe ze mijn moeder volgen, niet het geduld verliezen. Dat de onrust door hoge nood werd veroorzaakt wordt al snel duidelijk. Opluchting. Wanneer we even later weer samen aan tafel zitten, zie ik dat haar ogen dichtvallen. ‘Ben je moe’, vraag ik. Ze knikt. Ik zeg: ‘Ik knip nog even je nagels en dan is het tijd voor je medicijnen, dan breng ik je weer naar beneden’. Ze knikt weer, nog steeds met de ogen dicht. Ze laat het allemaal gelaten over zich heen komen. Het knippen van de nagels, het vijlen. Dan moeten de planten ook nog even water. Daarna rijd ik haar naar beneden, terug naar de huiskamer. Ik rijd de rolstoel naar de openstaande tuindeur en zet haar daar neer, zo kan ze nog even in het zonnetje zitten en rustig de tuin in kijken. Ik aai haar wangen en geef een knuffel. ‘Tot snel mam’, zeg ik. Ze kijkt me aan. ‘Jij bent mijn nulmeting’, zegt ze dan. En daar kauw ik nu nog steeds op. Omdat het hier en nu mij terugbrengt naar het toen en daar 'Ik moest de afgelopen dagen regelmatig aan je vader denken', zei manlief gisteravond ineens. Ik wist gelijk wat hij bedoelde. Vlak na zijn woorden begon ook het kwartje te vallen, het kwartje dat al een paar dagen op een smal richeltje lag, om precies te zijn sinds het moment dat ik het bericht hoorde van de aanslag op Peter R. de Vries.
Kloenk-kloenk, daar viel het kwartje. Ineens begreep ik waarom de aanslag mij zo aangreep. Waarom de tranen opwelden, iedere keer dat ik dat ene filmpje op de televisie voorbij zag komen. Dat filmpje waarin Peter, in zijn lichte zomerpak en stevig doorstappend, van de RTL Boulevard studio naar zijn auto loopt. Druk met zijn telefoon. Nietsvermoedend. Wanneer hij nog maar net uit het beeld van de bewakingscamera is gelopen hoor je de schoten. Vijf stuks. Steeds opnieuw krijg ik bij dat moment een brok in mijn keel en ik vond dat maar wat raar van mijzelf. Ik ken Peter toch helemaal niet? Maar ineens snapte ik het. De beelden triggeren mijn herinneringen en maken iets wakker dat al even rustig lag te slapen. Telefoontje, moeder, niet schrikken, vader, van fiets gevallen, hartstilstand, ziekenhuis. Natuurlijk schrok ik toch. Maar ik dacht ook: komt goed. Drie jaar daarvoor was mijn vader immers ook van de fiets gevallen. Na een openhartoperatie en een paar omleidingen was hij er toen weer. Hij zat me vast lachend in bed op te wachten. Maar niets was minder waar. In het ziekenhuis hoorden wij dat hij zo'n 10 minuten zonder zuurstof was geweest. De situatie was zorgelijk. Die dag en ook de periode daarna zijn bij mij in dichte mist gehuld. Mijn vader overleed na 10 dagen in coma te hebben gelegen. 10 dagen tussen hoop en vrees. Tot bij een familiegesprek alle hoop verdween. Ik hoop toch zo dat het verhaal van Peter R. de Vries anders zal verlopen. Waarom dit blog? Omdat ik mij de afgelopen dagen een beetje schaamde voor mijn emoties. Een onbekende bekende, doe normaal met je tranen. Door de woorden van manlief kan ik nu tegen mijzelf zeggen wat ik ook vaak tegen mijn cliënten zeg: 'Je huilt niet om het hier en nu, maar om het toen en daar.' Door de aanslag op een voor mij onbekende bekende, word ik herinnerd aan een onzekere en verdrietige periode in mijn eigen leven. Ik val pardoes terug tussen die gevoelens van hoop en vrees, ik zit weer aan het bed van mijn vader, ik voel weer dat alles kantelt, dat niets meer zal zijn zoals het was. Wanneer je moet huilen is dat vaak omdat er iets in jou geraakt wordt door iets buiten jou: een vraag, een beeld, een geur, muziek. Je herkent iets. En soms is het in eerste instantie alleen het lichaam dat herkent en dat vervolgens alle sluizen openzet. Tegen mijzelf en óók tegen jou zeg ik nu: 'Je hoeft niet te begrijpen wát er gebeurt, laat het gewoon gebeuren. Geneer je niet, laat het stromen, sta erbij stil en voel wat gevoeld wil worden. Die tranen waren er al, want wat er niet is, kan niet stromen.' Deze week las ik een interview met Edith Eva Eger en zij zegt het ook zo mooi: 'Wat er uit je lichaam komt is niet wat je ziek maakt, het is wat erin blijft. Het tegenovergestelde van depressie is expressie. Uit jezelf dus, huil, schreeuw, wees woest als dat nodig is. Daarna voel je je beter.' ‘Mijn collega heeft u aanbevolen na een overlijden. Nu is mijn situatie geen overlijdensverlies. Dus wat ik graag zou willen weten, is of u ook voor mij iets kan betekenen.’ Of ik voor iemand iets kan betekenen, is van verschillende factoren afhankelijk, maar de aard van het verlies is meestal niet één van die factoren. Toch is dat wel wat veel mensen denken. Dat een rouwbegeleider iemand is die je alleen kunt benaderen nadat er iemand is overleden. Maar verlies heeft vele gezichten, denk aan een scheiding, een ernstige ziekte, het verlies van werk, of van gezondheid. Of misschien weet je dat een geliefde gaat overlijden en vind je het moeilijk daarmee om te gaan. Ook ik werd in mijn leven op verschillende manieren geconfronteerd met verlies en daardoor weet ik uit eigen ervaring hoeveel impact een ingrijpend verlies kan hebben. Hoe je kunt worstelen om de dagen door te komen. Hoe de muren soms op je af komen. Hoe je kunt verdwijnen in gevoelens van verdriet, pijn, onmacht of boosheid. Hoe uitzichtloos en zinloos je leven kan lijken en hoe de eenzaamheid als een zware deken over je heen kan liggen. Maar ik weet ook, hoe het licht ineens weer door het donker heen kan schijnen. Hoe de mist voorzichtig op kan lossen. Hoe de dagen langzaam weer kleur kunnen krijgen. En hoe moeilijk en zwaar ik de gebeurtenissen in mijn leven soms ook vond, uiteindelijk zijn ze nu een schat aan ervaringen en inzichten die ik, samen met mijn professionele kennis, kan gebruiken om de ander nabij te kunnen zijn en blijven, om werkelijk te kunnen luisteren en waar nodig handvatten aan te reiken. Ben je benieuwd of ik iets voor jou kan betekenen? Of twijfel je?
Bel of mail me dan gewoon even. Rouwen is verdragen en verduren. Maar je hoeft het niet alleen te doen. Ik ontmoet je graag. Eva 0634873111 vrouwenrouw@solcon.nl |
Helderheid in de mistZoekend naar mezelf schrijf ik al mijn hele leven. Het schrijven helpt me te komen tot de essentie. Van mij, mijn gedoe, mijn vreugde en verdriet, kortom van mijn leven. Schrijven brengt helderheid in de mist. Het brengt me naar gebieden waar de zon schijnt. Al is het maar voor even. |