Niet zelden zijn de thema’s waar cliënten mee worstelen thema’s die ik herken uit mijn eigen leven. Toeval? Ik denk eerder dat het ons toevalt. Zij mij en ik hen. Veiligheid Op dit moment kom ik in mijn begeleiden het thema ‘Veiligheid’ tegen. Als vanzelf reist zo’n thema dan ook even met mij mee. Dat bracht mij bij een uitspraak van @Anne Marsman, een uitspraak die ik graag aanhaal en die even zo vaak herkenning geeft: ‘Veiligheid is niet de afwezigheid van gevaar, maar de aanwezigheid van verbinding.’ Het is evident dat er situaties in het leven zijn die onveilig zijn. Ik denk aan de oorlog in Oekraïne, aan gewelddadige situaties of gebeurtenissen. Maar dat is niet waar dit over gaat. Dit gaat over een gevoel van onveiligheid dat ons kan overvallen, gewoon, zomaar ergens in onze dag. Omdat we een ruimte binnenstappen. Omdat iemand iets tegen ons zegt. Omdat iemand iets niet zegt. Omdat iemand een bepaalde houding aanneemt. Of omdat er – zoals bij mijn cliënten – een ingrijpend en betekenisvol verlies in het leven heeft plaatsgevonden en daarmee een situatie is ontstaan die de ander nog niet kent, een situatie waarin de ander niet zelden ook zichzelf, haar reacties, gedachten en gevoelens niet (her)kent. Van het hier en nu naar het toen en daar In bovenstaande gevallen is het hier en nu niet feitelijk onveilig, maar torpedeert deze ons terug naar het toen en daar. Dat kan een situatie in onze kindertijd zijn, een situatie bijvoorbeeld waarin wij ons als kind als onveilig hebben gevoeld. En dan gaat het er – om Anne Marsman weer aan te halen - niet om wat er (met je) is gebeurd, dan gaat het erom wat er in jou is gebeurd als een gevolg van wat er (met je) is gebeurd. Wanneer wij als kind een situatie als onveilig ervaren, dan hebben we een ouder of andere betrokken volwassene nodig die ons uitlegt wat er gebeurt, die woorden geeft aan wat wij als kind ervaren en voelen, die ons geruststelt, troost en nabij blijft. Die oprechte aandacht en verbinding kan ons gevoel van onveiligheid doen verminderen en zelfs geheel laten verdwijnen. Door de betrokken aanwezigheid van die ander kunnen wij ons (weer) met onszelf verbinden. Dit wordt co-regulatie genoemd en dit is noodzakelijk om zelfregulatie te kunnen ontwikkelen. Moeten wij echter op zo’n moment een betrokken en aandachtige volwassene ontberen, dan overspoelt dat wat er gebeurt ons zenuwstelstel. Blijft deze situatie onveranderd dan zullen we uiteindelijk het contact en/of de verbinding met onszelf, met ons gevoel, met de ander en met de wereld om ons heen verliezen. Een eigen ervaring Zo’n 15 jaar geleden volgde ik een Inspiratieweek bij opleidingsinstituut deVoorde|Pulsar. Tijdens een van die dagen hoorde ik mijzelf ineens zeggen: ‘Ik heb het gevoel dat ik mijn hele leven naast mijzelf heb gelopen’. Het was alsof ik voor het eerst van mijn leven met mijzelf was samengevallen, ik voelde een verbinding met mijzelf en mijn lichaam die ik niet eerder voelde. Daarna gaf ik in eerste instantie ‘die ander’ er de schuld van dat ik mij voelde zoals ik mij voelde: zij hadden wel, of, zij hadden niet …… Tot ik na verloop van tijd inzag dat in die gedachte geen antwoord of bevrijding lag. Dat ik mijzelf met die gedachte slechts afhankelijk maakte van die ander. Ik zou dan immers altijd die ander nodig hebben om mij beter te kunnen voelen. Nee, ik moest hier zelf mee aan de slag, ik moest mijn eigen antwoorden vinden, mijn eigen weg vinden, mijn eigen verantwoordelijkheid nemen. En de enige manier om dat te kunnen doen was verbinding te maken met wie ik was, met wie ik ben, elke dag opnieuw. Dit inzicht heeft mij en mijn leven ingrijpend veranderd. Het ondersteunde en droeg mij in lastige, moeilijke en verdrietige perioden in mijn leven daarna. En waar ik altijd onrustig was, ontstond rust. Waar ik altijd de bevestiging van de ander zocht, zocht ik nu mijn eigen waarheid. Waar ik altijd luisterde naar wat de ander wilde, luisterde ik nu eerst naar mijzelf. Jezelf her-inneren Niet zelden hoor ik cliënten vertellen dat ze zichzelf zijn kwijtgeraakt na een ingrijpend verlies, dat er geen houvast meer is in hun leven. Dan is wat mij betreft de eerste stap, dat zij zichzelf terugvinden, dat ze zich kunnen herinneren wie ze zijn, zich weer verbonden voelen met zichzelf. Pas wanneer ze in verbinding zijn met zichzelf, is er een fundament om op te kunnen staan. Pas dan kunnen ze een stap vooruit zetten en pas dan weten ze weer wat ze wel of niet willen, wat ze wel of niet kunnen, wat ze wel of niet nodig hebben. ‘Ik kijk liever naar de toekomst, dan naar het verleden’, zei een cliënt vorige week. Dat begrijp ik. Dat wat pijn deed en nog steeds pijn doet laten we liever achter ons en we zeggen dan tegen onszelf dat we er toch niets meer kunnen veranderen. Of dat we toch ook begrip hebben voor die ander en niemand de schuld willen geven. Of dat we niet in het verleden willen blijven hangen. Het is een menselijke automatische reactie om weg te willen van pijn, verdriet of ongemak. Toch weet ik nu uit eigen ervaring, dat het de enige weg is: voor we werkelijk verder kunnen, ook na een betekenisvol verlies, zullen we eerst aan moeten komen in hoe het is. Alleen als je met beide benen staat waar je bent en je jouw leven kunt zien en doorvoelen, precies zoals het nu is, pas dan kun je op weg gaan, kun een stap zetten en kan jouw reis naar morgen beginnen. Wanneer je niet kunnen aanvaarden dat het leven is zoals het is, of dat jij bent zoals je bent, dan blijft wat je niet wilt jouw heden en ook je toekomst bepalen. Verbinding en veiligheid
Op het eerste gezicht lijken ze misschien niets met elkaar te maken te hebben, maar het één is de sleutel naar het ander.
0 Comments
Iemand mogen interviewen is voor mij een heilige opdracht. Allebei besluit je bewust, dat je de tijd voor even stil zult zetten en samen in een nog lege ruimte stapt; een heilige ruimte. Een ruimte waarvan je van te voren niet weet hoe die zich zal gaan vullen. Ik zie het als een uitnodiging – en ook als een opdracht, eigenlijk - om in dat ‘niet weten’ te blijven; om niet te verwachten, niet te sturen, maar gewoon er te zijn. Met mijzelf, en met de ander.
Verbinding maken met mijzelf is daarin voor mij de sleutel. Van daaruit kan ik verbinding maken met de ander. Zo kunnen we, als het moment werkelijk daar is, die heilige ruimte samen ‘vullen’. Nog onbekende vragen mogen gesteld en nog niet eerder uitgesproken antwoorden, die soms verborgen liggen in de krochten van de ziel, worden uitgenodigd zich te laten horen. Alles mag het daglicht zien. Vorige week sprak ik Annet. Ik interviewde haar onlangs en nu vertelde ze me, hoe het interview doorwerkt in de mensen om haar heen. Als de steen die in een vijver wordt gegooid en kringen veroorzaakt. Zo vertelde ze over de man die na het lezen van haar verhaal besloot, dat er iets nodig was voor de mensen in de gemeenschap waaraan hij verbonden is. Ja, vertelde hij, na een overlijden is er iemand die op huisbezoek gaat. Maar het lezen van het verhaal van Annet deed hem beseffen dat er niet eenmalig iets nodig is, maar vaker. Dat rouw er niet alleen is het eerste jaar na een overlijden, maar ook daarna. En de vriendin die haar verhaal las, vertelde haar dat ze na het lezen de mensen om haar heen andere vragen was gaan stellen. En dat ze ook anders was gaan luisteren. En de vrouw die zelf ook een kind verloor vertelde haar: ‘Ik heb nooit onder woorden kunnen brengen hoe het met mij gaat, of mensen uit kunnen leggen hoe ik me voel, maar zo voel ik mij: Dit is ook mijn verhaal.’ Zij besloot het interview door te sturen naar haar dierbare naasten. Door het verhaal van Annet voelde zij zich gehoord en gezien en kon zij zichzelf láten zien. Delen is helen, niet alleen voor jou, maar ook de ander. Want wanneer jij jezelf werkelijk kunt zien – en kunt laten zien - dan kan de ander in jouw spiegel kijken en wellicht zichzelf daarin herkennen en ontmoeten. In het contact met cliënten hoor ik regelmatig dat ze onzeker zijn over hun rouwproces. Doe ik het wel goed? Is het normaal wat ik voel of denk? Soms voelen ze zich schuldig, omdat ze ergens van hebben genoten, vooral wanneer ze ook nog hebben gelachen. Want: wat zou de ander daarvan vinden? Waar komt die onzekerheid toch vandaan? Na een ingrijpend en betekenisvol verlies ziet de wereld er ineens heel anders uit; de vertrouwde bodem waarop je stond lijkt weggeslagen. Soms hebben mensen het gevoel dat ze in een diep gat zijn gevallen. Of ronddolen in de mist. Of zich als enige op een andere planeet bevinden. Soms herkennen mensen zichzelf niet meer. Niet te weten waar je nu staat of wie je nu bent, kan onzeker maken. En dan is het bijna onmogelijk beslissingen te nemen en knaagt al snel de vraag: Doe ik het wel goed? Hoe kunnen wij, de omstanders, de rouwende dan ondersteunen? Wat niet helpt Van cliënten hoor ik regelmatig dat ze van hun omgeving opmerkingen krijgen als: Ben je niet te veel van huis? Ontloop je je verdriet niet? Zou je wel weer aan het werk gaan? Is dat niet te snel? Je moet je verdriet kaderen, er per dag gewoon één uur de tijd voor nemen. Hoe goed misschien ook bedoeld, het is niet aan een ander om te oordelen over jouw gedrag. Nooit, wat mij betreft. We hebben allemaal ons eigen leven en ons eigen verhaal. Niemand kent jouw verhaal zoals jij dat kent. Niemand voelt wat jij voelt. Jij bent een uniek wezen, met unieke relaties en unieke ervaringen. En daarmee is ook jouw rouwproces uniek. Je kunt niet rouwen op de manier van iemand anders; je kunt alleen maar rouwen op jouw eigen manier. Manu Keirse (klinisch psycholoog en emeritus hoogleraar verliesverwerking, schrijver van verschillende boeken over rouw) spreekt niet voor niets van de vingerafdruk van verlies. En uitspraken als - het wordt wel weer beter - of - je moet hier gewoon even doorheen - zijn ook niet helpend. Want het is nu - en het gaat nu niet. Dan is dát wat aandacht vraagt. Alleen in het hier en nu zul je vinden wat je zoekt. Wat dan wel? Wanneer je niet weet wat te zeggen, zeg dát dan. Of stel een open vraag. Maar alleen wanneer je ook bereid bent oprecht te luisteren naar het antwoord. En weet dan, dat in jouw aandachtig luisteren de rouwende stapje voor stapje aan kan komen in zijn of haar nieuwe realiteit. Want wanneer er werkelijk naar je wordt geluisterd helpt dat, om de beweging te kunnen maken van hoofd naar hart: van wéten wat er is gebeurd - naar vóelen wat er is gebeurd. Een intens pijnlijke beweging, maar in een gezond rouwproces wel noodzakelijk. Levenskracht Hoe help jij jouw cliënten, wordt mij wel eens gevraagd. Ik antwoord dan, dat dat niet is wat ik doe; ik help de ander niet. Het zou impliceren dat ik het wel weet en de ander niet. Ik geloof in de kracht van de ander, in levenskracht. En in het verlengde daarvan geloof ik dat - over het algemeen - de rouwende zelf zijn of haar eigen antwoord heeft op existentiële levensvragen. Maar soms even niet Wanneer het leven je flink door elkaar heeft geschud - en pijn, gemis en verdriet niet alleen je dagen, maar vooral ook jou helemaal vullen - dan kun je daar soms even niet bij. Niet bij jezelf, niet bij jouw levenskracht. Dan heb je de liefdevolle aanwezigheid van een ander nodig, iemand die jou helpt te luisteren naar jezelf. De genade van verbinding en stilte En in dat luisteren heb ik leren vertrouwen op de kracht van de stilte. Niet de koude, ongemakkelijke stilte, maar de stilte als een geladen en verbonden tussenruimte, waarin de rouwende zijn of haar eigen antwoord kan horen. En daarmee iets van zichzelf terug kan vinden, iets van zijn of haar eigen kracht. In ons verdriet hebben we de ander nodig. Niet om te oordelen, maar om te luisteren. Ze is hier voor een afrondende gesprek. In een eerder gesprek stelde ze zichzelf een vraag en die vraag reisde een aantal maanden met haar mee. Zelf het antwoord geven op die vraag lukte niet goed, mailde ze me onlangs, het antwoord ontglipte haar steeds. Dus dat is wat we vandaag gaan doen. Samen luisteren.
Aan het einde van ons gesprek vraag ik haar hoe het met haar gaat. Ze antwoordt dat ze het een fijn gesprek vond, maar dat ze toch nog gespannen is. Ik kijk op de klok en vraag tot hoe laat ze tijd heeft. Tot half 5, antwoordt ze. Heb je zin om nog wat creatiefs te doen, vraag ik dan. En zo zitten we even later samen te ‘knutselen’. Wanneer het echt tijd is om af te ronden, informeer ik opnieuw naar haar gevoel van spanning. Die is wel wat minder, zegt ze, maar nog niet helemaal weg. Ik merk op dat ik emoties bij haar zie. En dan noemt ze dat woord: geborgen. En zegt ze, dat ze het zo moeilijk vindt om afscheid te nemen. Ik denk terug aan een eerder gesprek dat we hadden. Ze was boos op mij, ik zag het aan haar ogen en aan de rode vlekken in haar hals. Ze had gedacht dat ik een oplossing zou hebben voor haar problemen, maar dat bleek niet zo te zijn. Wat doe ik hier dan nog, vroeg ze zich af. Dat ze toch is gebleven, vroeg veel moed. Het woord ‘geborgen’ raakt me daarom des te meer. We besluiten samen dat een ‘tot ziens’ beter voelt dan ‘afscheid’ en ik zeg haar dat ze altijd weer contact kan opnemen. Als ze in de auto zit, zie ik dat ze zwaait. Ik zwaai terug. Met die zin eindigt het voorwoord van Riet Fiddelaers-Jaspers in het boek Leven zonder ouders van Daan Westerink. Niet voor het eerst vandaag voel ik mijn tranen omhoog schieten.
Het is 14 november en het is vandaag een jaar geleden dat mijn moeder overleed. Op weg naar deze dag toe, probeerde ik de afgelopen weken woorden te geven aan dat wat ik van binnen voelde. Was het missen? En zo ja, wàt miste ik dan? Maar nu met deze zin, over die fakkel, denk ik: ja, misschien is dat het wel. Ik ben het nu. En wat dat precies betekent of inhoudt, dat weet ik nog niet. Of ergens 'weet' ik dat misschien wel, maar zijn er nog geen woorden. Wel fonkelt er ineens een herinnering achter mijn ogen. Ik zit weer naast haar bed, ben me bewust van haar laatste adem en dat zij die achterliet voor mij. Het voelt kwetsbaar en toch ook hoopvol. Ik besef me eens te meer dat het belangrijk is wakker en waakzaam te blijven, die fakkel brandend te houden en te beschermen, want hij schijnt het licht van de liefde en van onze geschiedenis. Dag mam Elke keer dat ik de was doe, valt mijn oog erop: haar paarse trui. Hij ligt in de bijkeuken, bovenop een kastje waarin ik vuile was verzamel. Zo’n Ikea-kastje met oranje bakken, je kent het vast. Vroeger was het gevuld met speelgoed. Nu dus met de vuile was. Wit bij wit, zwart bij zwart, bont bij bont.
Na haar overlijden nam ik bijna al haar kleren mee naar huis. Alleen wat onderkleding bleef achter in het verpleeghuis, altijd handig voor de zorg wanneer iemand een ‘ongelukje’ heeft gehad. Ik wilde alles netjes wassen, zo mogelijk verstellen en dan gereed maken voor een ‘tweede leven’. Een paar truitjes belandden in mijn eigen kast. Maar die paarse trui. Op de een of andere manier kon ik er nog geen afstand van doen. Ik heb hem ook nog niet gewassen. Hij ligt daar maar. Als een frummeltje. Nu haar sterfdatum langzaam maar gestaag dichterbij komt – al bijna één jaar; hoe dan?? – is het alsof de trui zich duidelijker laat zien, duidelijker aanwezig is. Alsof hij aandacht vraagt. En als ik dan mijn ogen dicht doe, dan zit zij er gewoon weer ín. In die trui. Ach, wat hield ze van mooie kleren. Vroeger, heel lang geleden, maakte ze bijna alles zelf. Jurken, broeken, bloesjes, bikini’s en nog zoveel meer. Ze was daar ook heel handig en creatief in. Maar op een gegeven moment stopte ze met zelf kleding maken. Het was niet meer nodig. Vanaf dat moment kocht ze graag kleding. Maar het moest wel mooi zijn. Van mooie stof. Mooi gemaakt. Aansluitende blokken. Doorlopende strepen. Netjes afgewerkt, zowel van buiten als van binnen. Ach, wat lijkt het lang geleden. Maar toch, met die trui in de bijkeuken, op dat kastje, is dat alles ineens ook weer heel dichtbij. Is zij ineens weer heel dicht bij. Ik kan haar bijna aanraken. Alles heeft z’n eigen tijd, zeg ik vaak. En dat is zeker zo in het afscheid nemen. Maar nu lijkt het toch tijd de trui te wassen. Met de hand. Nog één keer. Nog één keer op mijn wasrek. En dan in de zak van max. Bedoeld om – met de winter voor de deur – iemand anders mooi warm houden. 'Ik ben zo bang dat ik het niet goed doe.’ 'Als ik het nu niet goed doe, dan heb ik daar later last van.’ Het zouden zomaar wat uitspraken van cliënten kunnen zijn. Wanneer iemand zoiets zegt, dan zijn er meestal drie dingen die ik terug geef.
Het eerste is, dat er geen ‘goed’ of ‘fout’ is in een rouwproces. Na een ingrijpend verlies sta je op onbekend terrein, je bent waar je nog niet eerder was en je kent jezelf ook nog niet in deze nieuwe situatie. Dat vraagt een aftasten, een zoeken en een voelen: wat past er bij jou, wat klopt voor jou en wat geeft jou rust en vertrouwen? Misschien voel je al wel, dat de woorden ‘aftasten’, ‘zoeken’ en ‘voelen’ actieve woorden zijn, woorden waar een beweging in zit en dat is ook wel de kern van een gezond rouwproces: beweging. Het tweede is, dat je alleen in het moment kunt rouwen. Je kunt alleen aandacht geven aan de tranen, als ze zich laten zien. Je kunt alleen aandacht geven aan gevoelens, gedachten of emoties, als die zich laten voelen. Je kunt niet ‘in het voren’ rouwen, of ‘voorkomen’ dat je straks gaat huilen. Of boos wordt. Of wat dan ook. Het gebeurt als het gebeurt. Mag het er dan zijn? Tegelijk leert de ervaring wel, dat wanneer je vandaag aandacht geeft aan dat wat er is - gevoelens, emoties of tranen - dat je daarmee ‘voorkomt’, dat deze zich gaan opstapelen. Natuurlijk kunnen we ze heel lang ‘tegenhouden’, misschien omdat het niet uitkomt of omdat we er bang voor zijn, maar ergens willen ze ‘er toch uit’. Dat ‘tegenhouden’ zou je in jezelf kunnen voelen door bijvoorbeeld een brok in je keel, spanning tussen je schouderbladen, gebrek aan ademruimte of een kort lontje. En tenslotte is er het gegeven, dat je alleen maar kunt zijn waar je bent. Dat probeer ik uit te leggen aan de hand van een persoonlijk voorbeeld. Mijn vader overleed toen ik 36 jaar was. Ik was getrouwd, had een zoontje van 3 jaar en was hoogzwanger van ons tweede kindje. Ik rouwde om wat ik toen kon ‘overzien’. Dat mijn kinderen hun opa niet zouden leren kennen. Dat ik mijn ‘vangnet’ in deze wereld kwijt was. Dat ik met mijn vader ook een deel van mijn moeder verloor. In de loop van de jaren werd het missen minder. Ik raakte eraan gewend, dat mijn vader er niet was. Ik was de 50 al gepasseerd, toen ik op een mooie zonnige middag in de tuin zat en uit het niets heel erg moest huilen, omdat ik mijn vader zo miste. Waarom waren die tranen er ineens? We zaten toen in een periode waarin duidelijk werd dat mijn moeder niet langer zelfstandig zou kunnen wonen. We moesten per direct een verpleeghuis voor haar vinden en nergens was plek. Het gemis van mijn vader voelde toen ineens heel groot, de enorme verantwoordelijkheid die ik voelde had ik zo graag met hem willen delen. ‘Waar ben je nou’, schreeuwde ik in gedachten. Een rouwproces eindigt niet, net zo min als liefde eindigt. Een verlies blijft een verlies en een gemis blijft een gemis. Natuurlijk veranderen gevoelens en emoties met de tijd van kleur, van gevoel, van scherpte. En waar een ingrijpend verlies in eerste instantie jou en jouw dagen volledig vult, wordt de wereld op een gegeven moment weer ietsje groter en ontstaat er langzaam weer ruimte voor de dingen om je heen. Maar wanneer jouw leven verandert, wanneer er zich nieuwe situaties aandienen, dan kan het er zomaar ineens weer zijn. Herken je dat? Misschien word je moeder, ga je trouwen, scheiden of verhuizen. Grote gebeurtenissen waarin je iemand zomaar ineens weer heel erg kunt missen. Het rouwproces, waarvan je dacht dat je dat had ‘afgesloten’, opent zich weer. Maar dat betekent niet dat je ‘terug bent bij af’. Het betekent alleen, dat je ergens bent waar je nog niet eerder was. Dat je iets ziet en voelt wat je daarvoor nog niet kon zien of voelen. Het leven nodigt je uit opnieuw naar een verlies te kijken. Het leven beweegt en verandert en daarin beweeg en verander jij mee. Vandaag ben je iemand anders dan gisteren en wie je morgen zult zijn, tja, dat weet je morgen pas. Het teruglezen van haar eigen levensverhaal vond ze confronterend, het had meer impact dan ze van te voren had gedacht. Het was zo hard beschreven, zei ze, ze had gehoopt dat het wat zachter zou zijn. Tegelijk realiseerde ze zich, dat het haar eigen woorden waren die nu op papier stonden, dat ze het zelf zo had verteld. Ze voelde ook, dat het klopte. Dus was het waar. Het zette haar aan het denken.
Het verhaal van ons leven kunnen we keer op keer vertellen. De woorden rollen vaak als vanzelf uit onze mond en verdwijnen in de atmosfeer. En als we niet stilstaan bij die woorden, hoeven we niet te voelen. Met het vast laten leggen van je levensverhaal, maak je eigenlijk een innerlijke reis. Je vertelt hetzelfde verhaal, maar de woorden verdwijnen niet, ze worden vastgelegd. Wanneer je je verhaal vervolgens terugleest, dan is het alsof je naar jezelf kijkt. Dan moet je wel voelen. Dat kan confronterend zijn. Maar het is vooral ook helend. Zij maakte die innerlijke reis, het werd een reis door het donker naar het licht. Door haar verhaal te kunnen vertellen, precies zoals het voor haar was, kwam er ruimte voor dat wat er óók was geweest: voor vreugde en liefde. Maar dat had altijd verborgen gelegen onder die harde en donkere woorden. Nu was er licht en lucht bij gekomen. Het bracht haar rust van binnen. En dat werkte vervolgens weer door in de wereld om haar heen. Ben jij benieuwd wat het vertellen van jouw levensverhaal voor jou kan doen? Kijk op: Vrouw & Rouw | Levensverhaal (vrouwenrouw.nl), of neem contact op. Ik ontmoet je graag. Eva Niet persé in die volgorde, maar wel: Wat zijn ze van belang in ons leven en voor ons welzijn Tegelijk is het en blijft het een zoeken. Een zoeken en een voelen. Niet alleen in het ‘gewone’ leven, maar vooral ook in het leven dat er anders uitziet dan je graag zou willen. Een leven bijvoorbeeld, na een ingrijpend verlies, zoals het overlijden van een geliefde, het verlies van gezondheid of een echtscheiding. Ik zeg het vaak tegen cliënten die worstelen in hun rouwproces en niet snappen waarom de dingen niet meer lukken zoals ze altijd lukten, die zichzelf niet meer snappen: Rouwen is hard werken. Het woord ‘rouwarbeid’ spreekt voor zich. Wanneer je in een rouwproces ‘zit’, kun je niet anders dan een nieuwe balans zoeken. Je energiehuishouding is anders en het voor jezelf zorgen zoals je dat misschien altijd deed, werkt niet meer. Zoeken dus. Tussen wie je was en wie je nu bent. Tussen wat kon en nu (even) niet. Tussen verleden en heden. Tussen rouwen en herstellen. Maar dat gaat niet vanzelf, het vraagt elke dag opnieuw jouw aandacht. Het is een vallen en een opstaan en proberen daar dan geen oordeel over te vellen. In al dat onbekende is er – wat mij betreft – steeds één uitgangspunt, of, zo je wilt één beginpunt. En dat ben jij. Voor veel cliënten is dat de wereld op z’n kop, of op z’n minst heel ongemakkelijk en ongewoon. Ze zijn zo gewend de blik naar buiten te richten, te kijken wat de ánder nodig heeft, dat ze niet meer weten hoe ze naar binnen kunnen kijken, laat staan dat ze kunnen voelen wat ze zelf nodig hebben. Toch weten ze, ergens diep van binnen, dat het wel anders mag. Vorige week had ik een gesprek met een cliënt. Ze verloor haar vader onlangs, heeft een zieke moeder en is zelf recent moeder geworden. Ik vroeg haar wat onze gesprekken haar brachten. Ze antwoordde: ‘Dat ik zelf (ook) belangrijk ben, en dat alles begint bij mij’. Ze vertelde dat het haar heeft geholpen de dingen anders te doen, andere keuzes te maken. En daarna zei ze: ‘Dat doe je best wel goed’. En misschien komt dat wel, omdat ik zo goed weet waarover ik het heb. Wanneer ik mijn cliënten zeg dat zij zelf het allerbelangrijkste zijn in hun leven, dat alles bij hen begint, dan meen ik dat oprecht. Wanneer ik ze vertel dat je werkelijk niet meer kunt geven dan je hebt, dan weet ik ook écht, dat dat zo is. Zelfzorg, balans en energie zijn niet geheel toevallig een belangrijk thema in mijn eigen leven. Niet uit een soort van egoïsme of egocentrisme, maar uit noodzaak, uit zelfbehoud, uit liefde voor het leven, voor mijzelf en ook voor de mensen om mij heen. Wanneer jij lief bent voor jezelf, dan is dat waarmee je de wereld in stapt. Dan is dat wat je bij je draagt en door zult geven. Wanneer ik lief ben voor mijzelf en goed voor mijzelf zorg, dan krijgen mijn cliënten het allerbeste van mij. Zorg ik niet goed voor mijzelf, dan krijgen ze niet meer dan een slap aftreksel van wat het had kunnen zijn. En nee, dat is niet altijd gemakkelijk. Ook dát weet ik uit eigen ervaring. Soms moet je – moet ik – keuzes maken die niet leuk zijn, waar ik in eerste instantie niet blij van word, verdrietig misschien zelfs. Maar ik maak ze, omdat dat het enige is wat ik op moment kan doen. Omdat doorgaan op de ‘oude’ weg niet langer klopt, niet langer gaat, niet langer goed is. Een andere cliënt vertelde me, dat haar leidinggevende had aangegeven dat ze minder gefocust was in haar werk en dat ze dingen vergat. Dat vond mijn cliënt vervelend om te horen, vooral omdat ze het zelf nog niet had waargenomen. Het voelde als een falen, een tekort schieten. Ik legde uit, dat dit klachten zijn die passen binnen een normaal en gezond rouwproces. Ik vertelde haar over rouwarbeid, wat dat inhoudt en dat je zou kunnen zeggen dat ze nu twee banen heeft. ‘Dus, zei ze, dan kan ik er eigenlijk niets aan doen om het te veranderen? Behalve het de tijd geven’? Ik beaamde dat tijd een wezenlijke factor is in een rouwproces, maar, zei ik ook, een wond geneest niet vanzelf. En een verlies kun je zien als een wond. Elke wond heeft verzorging en liefdevolle aandacht nodig, anders gaat hij ontsteken en zal groter worden. En dat is dus ook, wat je in een rouwproces kunt doen. Zorg goed voor de wond in jezelf door voldoende rust te nemen, niet over je grenzen heen te gaan, zorg voor een hygiënisch slaappatroon en eet en drink gezond. En: stel je zelf elke dag de vraag: Wat heb ik nodig? En luister goed naar het antwoord, want de enige die op die vraag het juiste antwoord weet, dat ben jij. Tot slot geef je jezelf de tijd en probeer je elk oordeel daarover los te laten. Dan zul je na verloop van tijd merken, dan een rouwproces óók een persoonlijk groeiproces is: jij groeit door het rouwen heen en om het verlies heen. En nee, het is niet altijd een makkelijke weg, wel een weg die helend kan zijn en jou kan bekrachtigen in de mens die je bent. Misschien betekent dat, dat je in de buitenwereld even een stapje terug moet doen, dat je niet méér, maar juist even minder je best mag doen. Het is aandacht geven aan dat wat aandacht vraagt, en dat ben jij, dat is de wond van het verlies. De buitenwereld zal daar uiteindelijk alleen maar 'profijt' bij hebben.
Onlangs werd ik gebeld door een oudere dame met de vraag of ik haar levensverhaal zou willen schrijven. Er waren dingen in haar leven gebeurd die ze niet goed kon verteren, die haar bleven beïnvloeden, onrust en ook boosheid bleven geven. En dat wilde ze anders. Zo aan het einde van haar leven wilde ze rust in haar hoofd, het onaffe afronden, ze wilde verzachten.
Twee uur lang sprak ik met haar. Of eigenlijk was zij het vooral die vertelde. Ik heb het gesprek daarna uitgewerkt en in de vorm van een verhaal gegoten: haar levensverhaal. ‘Het ziet er erg goed uit’, appte ze me deze week. Waar ik dan weer heel blij van word, want wat ís het altijd spannend om een levensverhaal te schrijven, door te sturen en dan af te wachten of het klopt, of het aansluit. Na de zomervakantie zullen we elkaar nog een keer zien, om de puntjes op de ï te zetten en samen te kijken of we tot een afronding kunnen komen of dat er nog wat nodig is. Je verhaal zwart op wit hebben, het kunnen lezen, en nog eens, en nog eens, het brengt iets anders op gang dan dat wat in een ‘gewoon’ gesprek gebeurt. Ik ken dat zelf en hoor het ook vaak terug. Wanneer je je verhaal vertelt, verdwijnen de woorden als het ware, soms hoor je zelf ook niet goed wat je zegt, ben je al weer verder in je verhaal. Maar wanneer de woorden gevangen worden, jouw woorden, en wanneer precies die woorden op papier komen, dan ontmoet je jezelf op een hele andere manier. Soms mooi, soms ontroerend, soms confronteren, maar altijd precies zoals het is. Ben je benieuwd wat het vertellen en vastleggen van jouw verhaal voor jou kan betekenen? Neem dan contact met me op, dan onderzoeken we dat samen. Je kunt ook hier meer informatie vinden. Eva |
Helderheid in de mistZoekend naar mezelf schrijf ik al mijn hele leven. Het schrijven helpt me te komen tot de essentie. Van mij, mijn gedoe, mijn vreugde en verdriet, kortom van mijn leven. Schrijven brengt helderheid in de mist. Het brengt me naar gebieden waar de zon schijnt. Al is het maar voor even. |