ZIEK ZIJN IS HARD WERKEN
Een persoonlijke ontmoeting lukt niet en daarom maken we een belafspraak. Klokslag 09.00 gaat mijn telefoon. Ze vertelt me dat het fysiek slechter met haar gaat. Dat ze veel moe is en steeds minder energie heeft. ‘Ik voel me daardoor eenzamer worden’, zegt ze. Eenzaam omdat ze door het gebrek aan energie weinig afspraken kan maken. Omdat ze daardoor veel alleen thuis is. Maar misschien vooral eenzaam omdat het - ook Ín de ontmoeting met de ander - steeds moeilijker lijkt een verbinding te leggen tussen haar realiteit en die van de wereld.
De mensen om haar heen werken, ze hebben hun sociale leven, kijken vooruit, leven vooruit en plannen vooruit. Ze praten over straks, over ooit. Ze praten over materiële zaken. Maar voor haar zijn dat onderwerpen waar ze niet meer bij stil staat. Die er niet meer toe doen. Haar straks bevindt zich in de dag. Voor haar telt slechts de realiteit van het moment. Hoe ze zich voelt, of ze pijn heeft, of er energie is, het is bepalend voor haar dag en de keuzes die ze maakt. Het is niet haar agenda die bepaalt, maar haar lijf. Afspraken in het voren plannen is daardoor moeilijk. Ze staan wel in haar agenda, maar altijd met een voorbehoud. Het kan, als het kan.
Ze mist de normale wereld en de mensen om haar heen. Niet omdat ze ze niet ziet of spreekt, maar omdat ze elkaar vaak niet meer kunnen bereiken. Het blijkt moeilijk te zijn een brug te bouwen tussen haar leven en dat van de ander. In het continent ‘Ziek’ wonen geen gezonde mensen en in het continent ‘Gezond’ wonen geen zieke mensen. Ze zijn van elkaar gescheiden door een kloof van niet weten, niet begrijpen en soms ook van niet willen. Is het omdat zij de ander confronteert met ziekte, met ongemak, met pijn en verdriet? Is het omdat zij de ander confronteert met de eindigheid van het leven?
Dus vindt ze haar weg veelal alleen door dat onherbergzame landschap van ziekte, afscheid nemen, en van loslaten. Trotseert ze vaak alleen de diepe dalen en de hoge bergen en zoekt ze naar een nieuwe manier van zingeving. Ze verontschuldigt de ander, probeert begrip te tonen, doet haar best de brug te vinden, de brug over de kloof. Maar hoe dieper zij in het continent ‘Ziek’ komt hoe minder mensen hun best doen om vanaf de andere kant bij haar te komen.
Ze is zich er ter dege van bewust dat het bijna onmogelijk is om je te verplaatsen in het leven van een zieke wanneer je daar zelf nog niet bent geweest. We kunnen immers alleen dat herkennen wat reeds in ons aanwezig is. Maar het stellen van een vraag zou zo fijn zijn. Hoe ze zich voelt. Hoe dat continent ‘Ziek’ er voor haar uit ziet. Hoe het is om tegen de eindigheid aan te kijken. Wat ze moeilijk vindt. Waar ze verdrietig om is. Want het stellen van een oprechte vraag kan verbinding leggen tussen haar wereld en de ‘gewone’ wereld. Voor even kan een ander haar realiteit meedragen.
Voor de duidelijkheid: ze klaagt niet. Ze ziet vooral heel helder hoe het is. Ze verwijt ook niemand iets. Ze begrijpt en aanvaardt. Niet altijd hoor. Soms is ze wanhopig. En eenzaam. En stelt ze vast: ziek zijn is hard werken. Niet in het Doen, maar in het Zijn.