18 JUNI 2018 - Om 09.30 uur rijd ik vanochtend naar het Roggebotbos. Het is de eerste ochtend WANDELEN MET VERLIES. Er hebben zich geen mensen aangemeld, maar ik vind dat ik er wel moet zijn. Want wat als iemand op het laatste moment de moed vindt toch te komen. Ik wacht tot tien uur. Dan besluit ik alleen te gaan wandelen.
Het is groen in het bos. Weelderig groen. Ik loop zonder doel en laat mijn gedachten gaan. Als vanzelf gaan ze terug naar afgelopen vrijdagmiddag. Ik zat buiten aan de houten tafel te lezen, toen het ineens voelde alsof er van binnen een deurtje werd opengezet. Uit het niets rolde daar een grote golf gemis uit. Samen met dikke tranen en snikken. Er zijn vaker momenten dat ik mijn vader mis, maar dit overweldigende gevoel was lang geleden. Het ís ook lang geleden dat hij stierf, alweer 18 jaar. Maar wat is lang. Dat is slechts een uitdrukking in de tijd. In missen bestaat er geen lang of kort. Gemis kent geen tijd. Gemis is.
De afgelopen jaren waarin het met mijn moeder langzaam slechter ging, waarin de Parkinson een steeds grotere grip op haar leven kreeg, waren er vaak momenten waarop ik dacht: ‘was papa er nog maar’. Om te overleggen, af stemmen, om zorg te delen. Maar dit is anders. Dit gaat niet over mijn moeder, dit gaat niet over zorgen of delen, dit gaat over mij. Als dochter. En deze dochter mist haar vader. Wanneer ik mijn ogen sluit, kan ik hem moeiteloos bij mij aan tafel denken. Ik zou het niet eens raar vinden. Nee, ook niet na 18 jaar. Want ook al is hij er niet meer, hij is er altijd.
Het overweldigende ik-mis-je-gevoel bleef een paar dagen om me heen hangen als een jas. Het mocht er zijn. Het gemis toelaten brengt immers ook de liefde weer heel dichtbij. Al wandelend realiseer ik me, dat het voelt alsof ik steeds dichter bij mijn vader kom. Ik vind het in eerste instantie een rare gedachte, maar wanneer ik deze bezie vanuit het gegeven dat hij al 18 jaar lang 63 blijft, is deze toch te 'verklaren'. Maar het is meer dan leeftijd. Het heeft ook te maken met de natuurlijke beweging in mijn eigen leven en gezin. Afgelopen mei werd mijn zoon 21 jaar en vandaag wordt mijn dochter 18 jaar. Het moment van uit-huis-gaan komt in zicht. Dat besef maakt dat ik duidelijker dan tevoren kan voelen dat ik er tussenin sta. Tussen de jeugd en de ouderdom in. Tussen geboren worden en sterven in. Nog 9 jaar en ik heb de leeftijd die mijn vader had toen hij stierf. En dat is een heel bijzonder gevoel.
Dichterbij die leeftijd komen, maakt dat ik vragen heb die ik hem zou willen stellen. Hoe sta je in het leven? Hoe kijk je terug en hoe vooruit? Waar word je blij van? Wat brengt jou in beweging? Wat maakt je verdrietig? Waar maak je je zorgen over? Hoe zie je mij? Mijn kinderen? Ik zou een wijntje met hem willen drinken, daar samen van genieten, en ik zou al die levensvragen tussen ons in willen leggen. Maar ik zou me vooral weer even dochter willen voelen en me gedragen weten. Dat gevoel, dat het allemaal wel goed komt.
Een verlies zal altijd een verlies blijven, een gemis altijd een gemis. Maar verlies en gemis zijn niet statisch, net zo min als wij mensen statisch zijn. Met het ouder worden glijden we van de ene levensfase in de andere, we veranderen, ontwikkelen en groeien als mens. En dan kan het licht soms ineens vanuit een andere hoek schijnen en zo een ander facet van het verlies en gemis belichten. Dan kunnen er ineens weer tranen zijn. En die tranen mógen er zijn. Ze kunnen gedroogd worden. Niet voor altijd, maar telkens weer.