Niet het loslaten waarbij je je handen opent, waarna dat wat je vast had ineens is verdwenen. Nee, dit loslaten voelt meer als een touw dat uiterst traag door je vingers glijdt en waarbij je jezelf zo nu en dan met enige verbazing afvraagt: ‘Komt er geen einde aan?’ Dit blog gaat over het loslaten van mijn moeder. Niet omdat ik dat wil, maar omdat het zo gaat. Elke week een stukje. Dat proces maakt, dat ik het steeds moeilijker vind om bij haar op bezoek te gaan. Het is zo confronterend, zo pijnlijk en ook zo verdrietig. Iedere week lijkt ze weer wat verder weg. Soms is ze onverwacht even dichtbij, om dan net zo onverwacht weer te vertrekken. En ik weet het, ik hoef alleen maar op bezoek. Maar dat vind ik dus steeds moeilijker. En ik vind het ook moeilijk om daarvoor uit te komen. Maar het is wel zo.
Kom, ik neem je even mee. Ik ben aangekomen in het verpleeghuis waar mijn moeder woont en ik loop naar de huiskamer, waar ze elke dag is en wordt verzorgd. Als ik aankom zit ze in de kring. Ze eet een kruimelkoekje. Kruimels op haar truitje, kruimels op haar broek. Een kopje thee staat nog onaangeroerd naast haar op een tafeltje. Ik loop naar haar toe en kniel naast de rolstoel. Ze kijkt naar me en zegt dan vragend: ‘Eva’? Ik moest weer een mondkapje voor, dus ik kan me voorstellen dat ze twijfelt. ‘Ja’, zeg ik, ‘ik kom gezellig een kopje thee met je drinken’. Ze knabbelt verder op haar koekje. ‘Zullen we even naar boven, naar je kamer’, zeg ik, ‘daar is het wat rustiger’. Ze knikt. Als het koekje op is, haal ik de rolstoel van de rem en rijd haar uit de kring. Voor we de huiskamer uitgaan spreekt de zorg me aan. Mijn moeder weigert steeds vaker haar medicijnen. Ze doet haar lippen dan stijf op elkaar en straalt achterdocht uit. Ik luister. Meer kan ik niet doen. Vervelend is het wel, want bij de Parkinsonmedicijnen is het zo belangrijk dat ze steeds op hetzelfde moment worden ingenomen. Ze was er altijd zo stipt in. Met de lift gaan we naar de tweede verdieping, waar haar kamer is. Daar aangekomen vraag ik of ze een kopje thee wil. Dat lijkt haar lekker. Ik maak twee kopjes thee en ondertussen haal ik de brievenbus leeg. Even later zitten we tegenover elkaar. ‘De thee is nog heet, mam, zeg ik, laat nog maar even staan’. Ik vraag hoe het met haar gaat en hoe haar week is geweest. Op fluistertoon geeft ze antwoord, maar ik kan haar niet volgen. Ik weet ook niet of wat ze zegt een antwoord is op mijn vraag, of dat de woorden uit een parallelle wereld komen, haar binnenwereld. Stilte. Dan brengt ze langzaam haar hand naar haar mond, alsof ze een kopje vasthoudt, en maakt drinkgeluiden. ‘Mam’, zeg ik, ‘je thee staat hier’, en ik wijs naar het kopje. Ze negeert me en brengt opnieuw haar hand naar haar mond. Ik wijs opnieuw naar het kopje, pak zacht haar hand en breng dat naar het oortje. Ik zeg haar het oortje vast te pakken en het kopje met haar andere hand te ondersteunen. Voorzichtig brengt ze het kopje naar haar mond. Ze blaast. Het is een automatisme. Ze drinkt. Er is iets, zie ik dan, maar ik kan niet de vinger erop leggen. Ze zet het kopje terug op tafel, buigt zich iets naar voren en maakt grijpende bewegingen onder de tafel. ‘Wat doe je’, vraag ik. Ze fluistert iets. Dan beweegt ze naar achteren, haar hand op haar buik, een onbestemde blik in haar ogen. Ik word er onrustig van en besluit op de knop te drukken die om haar hals hangt. De zorg is gelukkig dichtbij en komt snel. Het huilen staat me inmiddels nader dan het lachen. Er worden testjes gedaan. Bloeddruk. Saturatie. Temperatuur. Alles lijkt goed. De bloeddruk is wat laag, maar dat is vaker het geval. Een kopje bouillon lijkt een goed idee. Ik ben al bezig. Even later is de zorg weer weg en nipt ze aan de bouillon. Dan vertrekt opnieuw haar gezicht. Haar handen gaan weer naar haar buik. Ze mompelt iets als: ‘nu moet het echt’. Ik hoor de zorg nog op de gang en schiet die kant op. ‘Ik denk toch dat ze naar het toilet moet’, zeg ik. Nou, dat was het dus. Samen met de zorg help ik haar naar het toilet, wat een moeizaam proces is. Niets gaat vanzelf, alles moet worden benoemd. U mag nu opstaan. Maar opstaan is moeilijk. U mag nu met uw rechtervoet een stap naar voren zetten. Maar haar voeten zijn bevroren aan de grond en willen zich niet bewegen. Wat een respect heb ik voor de zorg. Voor de rust. Het vertrouwen dat ze schenken. Hoe ze mijn moeder volgen, niet het geduld verliezen. Dat de onrust door hoge nood werd veroorzaakt wordt al snel duidelijk. Opluchting. Wanneer we even later weer samen aan tafel zitten, zie ik dat haar ogen dichtvallen. ‘Ben je moe’, vraag ik. Ze knikt. Ik zeg: ‘Ik knip nog even je nagels en dan is het tijd voor je medicijnen, dan breng ik je weer naar beneden’. Ze knikt weer, nog steeds met de ogen dicht. Ze laat het allemaal gelaten over zich heen komen. Het knippen van de nagels, het vijlen. Dan moeten de planten ook nog even water. Daarna rijd ik haar naar beneden, terug naar de huiskamer. Ik rijd de rolstoel naar de openstaande tuindeur en zet haar daar neer, zo kan ze nog even in het zonnetje zitten en rustig de tuin in kijken. Ik aai haar wangen en geef een knuffel. ‘Tot snel mam’, zeg ik. Ze kijkt me aan. ‘Jij bent mijn nulmeting’, zegt ze dan. En daar kauw ik nu nog steeds op.
0 Comments
Omdat het hier en nu mij terugbrengt naar het toen en daar 'Ik moest de afgelopen dagen regelmatig aan je vader denken', zei manlief gisteravond ineens. Ik wist gelijk wat hij bedoelde. Vlak na zijn woorden begon ook het kwartje te vallen, het kwartje dat al een paar dagen op een smal richeltje lag, om precies te zijn sinds het moment dat ik het bericht hoorde van de aanslag op Peter R. de Vries.
Kloenk-kloenk, daar viel het kwartje. Ineens begreep ik waarom de aanslag mij zo aangreep. Waarom de tranen opwelden, iedere keer dat ik dat ene filmpje op de televisie voorbij zag komen. Dat filmpje waarin Peter, in zijn lichte zomerpak en stevig doorstappend, van de RTL Boulevard studio naar zijn auto loopt. Druk met zijn telefoon. Nietsvermoedend. Wanneer hij nog maar net uit het beeld van de bewakingscamera is gelopen hoor je de schoten. Vijf stuks. Steeds opnieuw krijg ik bij dat moment een brok in mijn keel en ik vond dat maar wat raar van mijzelf. Ik ken Peter toch helemaal niet? Maar ineens snapte ik het. De beelden triggeren mijn herinneringen en maken iets wakker dat al even rustig lag te slapen. Telefoontje, moeder, niet schrikken, vader, van fiets gevallen, hartstilstand, ziekenhuis. Natuurlijk schrok ik toch. Maar ik dacht ook: komt goed. Drie jaar daarvoor was mijn vader immers ook van de fiets gevallen. Na een openhartoperatie en een paar omleidingen was hij er toen weer. Hij zat me vast lachend in bed op te wachten. Maar niets was minder waar. In het ziekenhuis hoorden wij dat hij zo'n 10 minuten zonder zuurstof was geweest. De situatie was zorgelijk. Die dag en ook de periode daarna zijn bij mij in dichte mist gehuld. Mijn vader overleed na 10 dagen in coma te hebben gelegen. 10 dagen tussen hoop en vrees. Tot bij een familiegesprek alle hoop verdween. Ik hoop toch zo dat het verhaal van Peter R. de Vries anders zal verlopen. Waarom dit blog? Omdat ik mij de afgelopen dagen een beetje schaamde voor mijn emoties. Een onbekende bekende, doe normaal met je tranen. Door de woorden van manlief kan ik nu tegen mijzelf zeggen wat ik ook vaak tegen mijn cliënten zeg: 'Je huilt niet om het hier en nu, maar om het toen en daar.' Door de aanslag op een voor mij onbekende bekende, word ik herinnerd aan een onzekere en verdrietige periode in mijn eigen leven. Ik val pardoes terug tussen die gevoelens van hoop en vrees, ik zit weer aan het bed van mijn vader, ik voel weer dat alles kantelt, dat niets meer zal zijn zoals het was. Wanneer je moet huilen is dat vaak omdat er iets in jou geraakt wordt door iets buiten jou: een vraag, een beeld, een geur, muziek. Je herkent iets. En soms is het in eerste instantie alleen het lichaam dat herkent en dat vervolgens alle sluizen openzet. Tegen mijzelf en óók tegen jou zeg ik nu: 'Je hoeft niet te begrijpen wát er gebeurt, laat het gewoon gebeuren. Geneer je niet, laat het stromen, sta erbij stil en voel wat gevoeld wil worden. Die tranen waren er al, want wat er niet is, kan niet stromen.' Deze week las ik een interview met Edith Eva Eger en zij zegt het ook zo mooi: 'Wat er uit je lichaam komt is niet wat je ziek maakt, het is wat erin blijft. Het tegenovergestelde van depressie is expressie. Uit jezelf dus, huil, schreeuw, wees woest als dat nodig is. Daarna voel je je beter.' ‘Mijn collega heeft u aanbevolen na een overlijden. Nu is mijn situatie geen overlijdensverlies. Dus wat ik graag zou willen weten, is of u ook voor mij iets kan betekenen.’ Of ik voor iemand iets kan betekenen, is van verschillende factoren afhankelijk, maar de aard van het verlies is meestal niet één van die factoren. Toch is dat wel wat veel mensen denken. Dat een rouwbegeleider iemand is die je alleen kunt benaderen nadat er iemand is overleden. Maar verlies heeft vele gezichten, denk aan een scheiding, een ernstige ziekte, het verlies van werk, of van gezondheid. Of misschien weet je dat een geliefde gaat overlijden en vind je het moeilijk daarmee om te gaan. Ook ik werd in mijn leven op verschillende manieren geconfronteerd met verlies en daardoor weet ik uit eigen ervaring hoeveel impact een ingrijpend verlies kan hebben. Hoe je kunt worstelen om de dagen door te komen. Hoe de muren soms op je af komen. Hoe je kunt verdwijnen in gevoelens van verdriet, pijn, onmacht of boosheid. Hoe uitzichtloos en zinloos je leven kan lijken en hoe de eenzaamheid als een zware deken over je heen kan liggen. Maar ik weet ook, hoe het licht ineens weer door het donker heen kan schijnen. Hoe de mist voorzichtig op kan lossen. Hoe de dagen langzaam weer kleur kunnen krijgen. En hoe moeilijk en zwaar ik de gebeurtenissen in mijn leven soms ook vond, uiteindelijk zijn ze nu een schat aan ervaringen en inzichten die ik, samen met mijn professionele kennis, kan gebruiken om de ander nabij te kunnen zijn en blijven, om werkelijk te kunnen luisteren en waar nodig handvatten aan te reiken. Ben je benieuwd of ik iets voor jou kan betekenen? Of twijfel je?
Bel of mail me dan gewoon even. Rouwen is verdragen en verduren. Maar je hoeft het niet alleen te doen. Ik ontmoet je graag. Eva 0634873111 vrouwenrouw@solcon.nl Stervensbegeleiding gaat over het leven Over het algemeen denken we pas na over onze sterfelijkheid, wanneer de dood op onze eigen voordeur klopt. Of op de deur van een geliefde. Met die klop laat de dood ons weten dat hij in de buurt is en niet langer ver weg, achter de horizon. We kunnen hem haast aankijken, voelen. Alleen nog die deur er tussen. De dood zo dichtbij te weten kan ons beklemmen, vasthouden of angstig maken en nog voordat die deur echt open gaat, beïnvloedt hij zo ons hele leven, elke dag, elke nacht en elke gedachte.
Precies daarom gaat stervensbegeleiding voor mij over het leven. Over de vraag: ‘Hoe voeg je leven toe aan je dagen, wanneer je weet dat je gaat sterven?’ Want ik geloof dat je daarin een keuze hebt, elke dag opnieuw. Het gaat over de vraag: ‘Omvat de dood jouw leven, of omvat jouw leven de dood?’ De zorg die ik kan bieden is niet medisch. Mijn stervensbegeleiding betreft mentale, spirituele en emotionele zorg. Het is zorg die rust kan brengen, angst kan verminderen of je vertrouwen kan verstevigen. Niet altijd is het mogelijk om al je zorgen, je angsten of je verlangens te bespreken met je naasten. Niet altijd voel je de ruimte aan hen jouw vragen stellen. Misschien heb je het gevoel dat je de ander daarmee belast. Of misschien vindt de ander het moeilijk of pijnlijk om echt naar jou te luisteren. Als professional heb ik net iets meer afstand, terwijl op hetzelfde moment al mijn zorg en aandacht voor jou is. Tegen mijn cliënten zeg ik altijd: ‘Niets is voor mij onbespreekbaar, niets is raar of een taboe. Alles mag gezegd worden.’ Nog even over het contact met geliefden. Want het is zo belangrijk dat je de verbinding met je geliefden kunt blijven voelen. Het is zo waardevol elkaar vast te blijven houden, zo lang als dat kan. Tegelijk heeft iedereen zijn of haar eigen proces, inclusief emoties, gevoelens of angsten. Dan kan het zomaar gebeuren dat je elkaar ergens onderweg kwijt raakt. En dat is niet nodig. Het is onderzocht dat wanneer een stervensproces op een ‘goede’ manier verloopt - voor de stervende zelf, maar ook voor de mensen daar direct omheen - dat dat ondersteunend is in het rouwproces na het overlijden. Het is zoals een moeder tegen mij zei, na het overlijden van haar zoon: ‘Nu weet ik dat ik alles heb gegeven, alles heb gedaan, ik ben zelfs door mijn zware, mijn zwarte momenten gegaan om bij hem te zijn. Daar heb ik niks laten liggen. En dat geeft mij nu troost.’ Misschien vraag je je af hoe dat er dan uit ziet, stervensbegeleiding, wat ik concreet zou kunnen bieden? Ik luister en ben nabij, ik breng rust, denk mee, ontzorg en organiseer. Ik schroom niet om vragen te stellen. Misschien soms confronterende vragen, maar altijd met de intentie om ruimte te maken. Ruimte in de ander of ruimte in een situatie. Er was een jongeman die kort na het overlijden van zijn moeder tegen mij zei: ‘Wanneer jij was geweest, dan was er weer even rust in huis, dan konden we weer even samen verder. Je was echt een bliksemafleider.’ Dat dus. Dat kan ik zijn. Maar vraag vooral wat je nodig hebt. Eva vrouwenrouw@solcon.nl (06) 348 73 111 22 mei 2019 - 22 mei 2021 Het is al weer twee jaar geleden en nog altijd niet te bevatten. 'Hoe is het om je vriendin te verliezen', vroeg de uitvaartverzorger die dag. Je had nog maar net je laatste adem uitgeblazen en ik had geen antwoord. Dat antwoord kwam met de tijd. En komt nog steeds.
Ik neem je mee in zo maar een voorbeeld. Onlangs had ik een Zoom ontmoeting. De organisator opende met de metafoor van de mayonaisepot en twee koppen koffie. Ken je het? In het kort is het een verhaal dat uitnodigt naar je leven te kijken en dat inzicht kan geven in de vraag of je je tijd en energie geeft aan die dingen of mensen die werkelijk van belang zijn voor jou. Aan de deelnemers werd gevraagd of zij zich wilden voorstellen aan de hand van die metafoor. Toen ik aan de beurt was, werd ik me al pratend bewust van de golfbal die jij voor mij was - en misschien nog wel steeds bent. Ik zag mijn mayonaisepot voor me, een pot met verschillende golfballen, kiezels, zand en koffie. Maar ik zag ook heel helder, dat daartussen gaten zijn gevallen. Omdat er golfballen zijn verdwenen. Omdat er mensen zijn verdwenen. En ik hoorde mijzelf zeggen dat wanneer een golfbal 'verdwijnt', die lege plek door niets of niemand kan worden opgevuld. Het raakte me dat ik dat zo haarscherp en beeldend voor me zag. Het ontroerde me ook, dat ik het missen van jou in mijn leven ineens weer zo pijnlijk voelde. ‘Hoe is het om je vriendin te verliezen?’ Nou, zo dus. Het leven gaat door, de zon komt op, seizoenen komen en gaan, ik geniet en soms ook niet, ik werk, ik ontmoet en mijn mayonaisepot bevat golfballen, kiezels, zand en koffie. Maar de plek van de golfbal die jij voor mij was, is en blijft leeg. Het is een gat in mijn mayonaisepot en dat gat herinnert mij aan jou, aan wie je was en dat je veel hebt achtergelaten: vele herinneringen en bijzondere momenten om te koesteren en dankbaar voor te zijn. Maar dus ook dat gat. En daar kan ik soms zo maar ineens invallen. En dat dat antwoord zich vanzelf aandient. Vanochtend had ik een afspraak met een cliënt. Gisteravond las ik als voorbereiding het verslag van onze vorige ontmoeting nog even door. Ik keek ook naar de hulpvraag, die ze tijdens onze eerste afspraak zelf had geformuleerd. En op dat moment kwam de gedachte in me op: ‘Dit zou zo maar eens een afrondend gesprek kunnen zijn’.
Het is een vraag die meestal tijdens de intake naar voren komt: ‘Hoeveel gesprekken zijn er nodig, denk je?’ Mijn antwoord is dan eigenlijk altijd hetzelfde. Dat ik dat in alle eerlijkheid niet weet. Omdat ieder mens uniek is. Omdat elk verlies uniek is. En omdat we niet weten wat zich in de gesprekken zal laten zien en voelen. Meestal stel ik voor om met drie gesprekken te beginnen en daarna samen te kijken waar we staan. Waar de cliënt staat. Wat ik daarbij altijd zeg is, dat niet ik het aantal gesprekken bepaal, maar dat dat aan de cliënt is. Het is immers de cliënt die ervaart of de gesprekken behulpzaam en ondersteunend zijn. Misschien omdat het vertrouwen is gegroeid, het weer lukt om regie te nemen, er innerlijke rust is ontstaan, er inzicht is gekomen of omdat dingen op hun plek zijn gevallen. Nog even terug naar de cliënt van deze ochtend. Bij haar aangekomen kreeg ik een kopje thee en daarna zaten we tegenover elkaar, zoals we eigenlijk elk gesprek tegenover elkaar zaten. Als vanzelf begon ze te vertellen. Dat ze merkt dat ze zoveel rustiger is, en zachter voor zichzelf. Dat er minder paniek is, en meer vertrouwen. En ook dat ze haar ‘oude’ rol op het werk weer langzaam inneemt. Als vanzelf. En dat daarbij de gedachte in haar was opgekomen: ‘Ik word tóch weer wie ik vroeger was’. Het had haar verbaasd. Na het overlijden van haar man was er zoveel veranderd, in haar leven en ook in haarzelf. Ze had niet gedacht dat ze weer de ‘oude’ zou worden. Eerder spraken we daar al over. Dat dat eigenlijk ook niet kan, weer ‘de oude’ worden; we zijn altijd op weg naar ‘de nieuwe’. Omdat de tijd ons vóóruit trekt en niet achteruit. Maar dat nieuwe is wel inclusief het oude. Inclusief wie je was én wie je bent geworden, door het verlies, de pijn, het gemis, door alles wat je meemaakt in je leven. En nu was er dan onverwacht die herkenning: ‘Hé, daar ben ik weer’. Het maakte haar blij en gelukkig. En het gaf vertrouwen. Even later herinnerde ik haar aan de hulpvraag die ze tijdens ons eerste gesprek had geformuleerd. De vraag ontroerde haar, omdat ze ineens de weg voelde, die ze had afgelegd. Ik vroeg haar of ze nu zelf een antwoord op haar vraag zou kunnen geven. En dat kon ze. Kort daarna zei ze: ‘Het voelt eigenlijk wel alsof dit ons laatste gesprek zou kunnen zijn’. Ik knikte, en zei dat ik hetzelfde dacht. Uit dankbaarheid voor het leven en voor haar vriendschap Vandaag is het zeven jaar geleden dat ik een ernstig ongeluk kreeg. Tijdens een wandeling in het bos viel er een boom op mij. Ik had vele botbreuken, kneuzingen en een klaplong. Ruim een week lag ik in het ziekenhuis. Op een van die dagen appte een vriendin mij dat ze niet kon komen, omdat ze onverwacht zelf óók in het ziekenhuis lag. Ze was zo vreselijk benauwd en dacht aan een longontsteking.
Voor mij was het ongeluk als een korte ontmoeting met de dood. Ten gevolge van de klaplong was er even helemaal geen adem, een vreselijk benauwd moment waarin ik dacht: ‘Zo kun je dus zomaar uit het leven glijden’. Haar arts vertelde haar die week dat ze kanker had en dat ze daaraan zou overlijden. Geen korte ontmoeting dus, maar de start van een jaren durend ziekteproces waarbij de dood elke dag haar metgezel was. In de jaren die volgden hebben wij veel met elkaar gesproken. Haar ziekte en mijn herstellen gaven onze vriendschap een onverwachte verdieping en er was niets waar we het niet over konden hebben. Wat echter steeds duidelijker werd, was dat haar perspectief zo anders was dan het mijne. Haar openheid en eerlijkheid over wat ze meemaakte en moest doorleven maakten dat ik me met haar kon blijven verbinden. Had ze me niet meegenomen in waar zij was, dan zou ik haar nog tijdens haar leven zijn kwijtgeraakt. Dat is gelukkig niet gebeurd en daar ben ik haar nog altijd zo dankbaar voor. Vaak stimuleerde ze mij om met meer mensen te spreken. Voor mijn website schreef ze daarom de woorden: "De kracht van Eva is dat zij ongelofelijk goed luistert. Ik heb al vele uren met haar doorgebracht in goede en slechte tijden, in mijn strijd tegen een ongeneselijk kanker. Ups en downs, verdrietig en lachend. Zij geeft mij rust, brengt mij terug naar de basis, maar het aller belangrijkste is haar luisterend oor." Uit dankbaarheid voor mijn leven en voor haar vriendschap bied ik jou daarom een gratis persoonlijk gesprek aan over de laatste levensfase:
Bel, app of mail me dan voor het maken van een afspraak. Voor meer informatie over stervensbegeleiding kijk je hier. Ik ontmoet je graag. Eva Met handvatten van een ervaringsdeskundige Verlies heeft vele gezichten. Het verlies van gezondheid is er één van, bijvoorbeeld ten gevolge van een ziekte of een ernstig ongeval. Het is mijn ervaring dat fysieke zorg, in het ziekenhuis en ook daarna, veelal op een goede manier aanwezig is. Je lichaam wordt gezien. Maar dat geldt niet altijd voor de hele mens die jij bent, voor jouw geest, of zo je wilt, jouw ziel. Wat doet het met je, wanneer je hoort dat je ziek bent en niet meer kunt genezen. Hoe leer je daarmee omgaan? Of hoe leer je, bijvoorbeeld na een ernstig ongeval, omgaan met de soms blijvende fysieke en mentale beperkingen, met het feit dat je leven er ineens heel anders uitziet? Zoals zovelen heb ik daarin mijn eigen weg moeten zoeken. En op die weg leerde ik, dat de verhalen en ervaringen van anderen mij konden troosten, ondersteunen, stimuleren en bemoedigen. Maar ze gaven mij vooral het besef dat ik niet de enige was. Dus laten we elkaar onze verhalen en ervaringen vertellen. Laten we elkaar bemoedigen en ondersteunen. Want delen is helen. Dit is het verhaal van Margot Margot is 25 jaar wanneer ze een zeer ernstig auto-ongeluk krijgt. Ze ligt volledig in de kreukels en het kost haar maanden, en op sommige gebieden zelfs jaren, om te herstellen en te helen van alle verwondingen, zowel fysiek alsook mentaal-emotioneel. Ik vraag haar wat ze – ruim 20 jaar later terugkijkend op die intensieve en ingrijpende periode – anderen zou willen meegeven die nu iets vergelijkbaars meemaken. Wat heeft haar geholpen om te komen waar ze nu is? Ze antwoordt gelijk: ‘Meebewegen’. In het begin, vertelt ze, was ik totaal afhankelijk, ik kon echt helemaal niks, ik kon zelfs niet zelfstandig eten. Daar heb ik die eerste periode echt mee geworsteld, er was veel verzet. Het was, zoals ik dat nu noem, een periode van gedwongen meebewegen. Gedwongen omdat het niet anders kon. Maar nu weet ik: Als ik me verzet tegen dat wat ik kan, als ik me verzet tegen hoe het werkelijk is - op dat moment - dan kom ik niet vooruit, dan sta ik stil, ook in mijn herstel. En als ik meebeweeg, als ik daar kan zijn waar ik nu ben en doe wat ik nú kan, dan is dat mijn 100% van dit moment. Misschien vind ik dat niet leuk, maar dit is wel wat er is. En dat geeft rust. Ik vraag haar: ‘Wat zou je willen dat iemand toen tegen jou had gezegd’. Ze valt even stil. ‘Ik kan niet iets verzinnen wat niet tegen mij is gezegd, zegt ze dan, wel wat toen wél tegen mij is gezegd, namelijk: ‘Zet een stip op de horizon’. Met mijn vader had ik de afspraak gemaakt: ‘1 september sta jij weer voor de klas’. Het was geen realistische afspraak, maar hij hielp mij wel heel erg op de weg daar naar toe, hij gaf hoop. Even later zegt ze: ‘Oh ja, wat mij niet is gezegd en waar ik later achter ben gekomen, dat gaat over de gevolgen van hersenletsel; over dat je zó niet meer bent wie je was. Door het ongeval viel ik terug in mijn emotionele ontwikkeling en niemand heeft mij dát verteld. Ik weet nog dat ik ’s nachts in het ziekenhuis lag en dat ik als een kind riep: ‘mama, mama, mama’. Dat riep ik echt en ik hoor en voel het nóg, en ook het verdriet, de angst, ik wilde naar mijn moeder. Heel langzaam kwam dat emotiestuk weer terug. En in de eindfase van het ziekenhuis – dat was na 6 weken of zo – toen was ik heel opstandig en had ik weer een soort van pubergedrag. Daardoor was de afstand van de mensen tot mij zo groot, want niemand begreep mij. Aan de buitenkant was ik gewoon een vrouw van 25 jaar, maar emotioneel was ik een kind. En dát had ik graag geweten, dat ik door het trauma teruggevallen was in mijn emotionele ontwikkeling. En dat ik stapje voor stapje weer terug zou komen bij wie ik - emotioneel gezien was vóór het ongeluk.’ Hoe omvattend de impact van dat terugvallen was, legt ze uit aan de hand van nog een voorbeeld. Ze vertelt: ‘Toen ik net weer op mijzelf woonde, had ik een afspraak met een vriendin. Ik was die afspraak helemaal vergeten, ineens stond ze voor de deur. En het was geen onwil, maar ik had mijn routines nog niet op peil, dat je met een agenda leeft en zo. Zoveel dingen die zo normaal zijn, bijvoorbeeld dat je weet wat je die dag te doen hebt, dat was er ineens niet meer. Ik heb me daar later heel erg over geschaamd, terwijl ik er dus eigenlijk niets aan kon doen. Er was een kloof, tussen hoe mensen mij zagen - en wat er van mij werd verwacht - en wie ik op dat moment van binnen was. Ik voelde me daarin alleen.’ Ze sluit af met de woorden: ‘Nu weet ik dat je elke dag anders bent, elk moment ben je in feite anders. Ook als ik het ongeluk niet had gehad, dan was ik niet meer geweest wie ik was toen ik bijvoorbeeld 20 was. We veranderen. Dat maakt het al met al wat zachter; ik hoef niet meer te strijden, het is oké. En dat vind ik heel erg troostend.’ Het verhaal van Margot laat ons eens te meer zien, dat je verzetten tegen dat wat er is, enorm veel energie kost. Daarover wordt wel eens gezegd: Houd maar eens een bal onder water. Wat ze ons ook laat zien, is dat het je kan helpen wanneer je begrijpt wat er met je gebeurt. Begrijpen brengt begrip en dat zou er dan zo maar toe kunnen leiden dat je je niet langer verzet tegen dat wat er is.
En - Elisabeth Kübler-Ross leerde het ons al: wij mensen zijn gelaagde wezens. Wij hebben niet alleen een fysieke, maar ook een mentale, een emotionele en een spirituele dimensie. Onze maatschappij is vooral erg gericht op het lichaam, op doorgaan en flink zijn en natuurlijk, dat brengt ons ook best ver. En, wanneer je lichaam in de kreukels ligt, dan ís het ook van groot belang dat daar alle aandacht en zorg voor is. Maar het is niet alleen je lichaam, dat in de kreukels ligt. Het is ook van belang aandacht te geven aan gevoelens en gedachten of te bezinnen. Wat is er nou eigenlijk gebeurd. Wat doet dat met mij? Waar sta ik nu en wie ben ik nu? Op die manier geef je aandacht aan de hele mens die jij bent. Doe je dat niet, dan zou je zomaar de verbinding met jezelf kunnen verliezen. En daar word je pas écht eenzaam van. Als ik wakker word zie ik dat ik een appje heb: ‘Eva, kan ik je bellen vandaag?’ Het is een van de dingen die ik mijn cliënten op het hart druk: schroom niet contact te zoeken wanneer je ergens mee zit, als je een vraag hebt of als je het gevoel hebt dat je vastloopt.
Later die dag bellen we. Zij vertelt. Ik luister. Het gaat niet goed, zegt ze, er zijn verschillende dingen die zich opstapelen in haar hoofd. De mantelzorg voor haar moeder die haar op dit moment zwaar valt. De afronding van het bedrijf van haar man; doet ze het wel goed? Er komen nog steeds mailtjes binnen in zijn mailbox, ze opent de mailbox daarom elke week, maar dat is óók confronterend. En dan is er haar werkgever die zegt dat ze begrip heeft voor haar situatie, maar haar aan het einde van een gesprek vooral laat weten dat ze wél haar uren moet opbouwen. Ze vindt dat moeilijk, want ze doet immers zo haar best. Het werken leek ook echt goed te gaan, het geeft haar structuur en ze had haar uren al weer aardig uitgebouwd, maar ineens ging het gewoon niet meer. Alsof haar hoofd niet meer wilde. En tot slot is er de afgelopen dagen steeds weer die ene gedachte: ‘Wordt het wel weer normaal, word ik wel weer wie ik was’. Ik probeer haar gerust te stellen en leg uit dat het niet raar is dat ze zich voelt zoals ze zich nu voelt. Het is niet niks immers, je partner verliezen, het leven weer oppakken, het gemis daarin tegenkomen - overal waar je kijkt en bent. Ik zeg haar dat wat ze nu ervaart past binnen een gezond en normaal rouwproces. Ik leg ook uit, dat ze niet meer ‘de oude’ wordt, dat kan ook niet, we kunnen niet terug in de tijd, we kunnen alleen maar vooruit. Het verlies draagt ze met zich mee, maar dat wil niet zeggen dat ze zich blijft voelen zoals ze zich nu voelt. De pijn van het missen zal gaandeweg veranderen, van kleur, van intensiteit. Het zal zich verweven met haar leven, met wie zij nu is. Gaandeweg ons gesprek wordt ze rustiger. De kluwen van gedachten is door het praten ontward en we hebben samen gekeken naar wat ze praktisch zou kunnen doen om de druk die ze ervaart te verlichten. Wanneer we het gesprek afronden bedankt ze me en benoemt ze ook, dat er weer wat meer rust is. Wat ben ik blij dat ze contact zocht. De uitspraak op mijn visitekaartje ‘Rouwen is verdragen en verduren, maar je hoeft het niet alleen te doen’ is voor mij meer dan woorden: het is oprecht een verbinding aan willen gaan met de ander en die ander laten weten dat ik er ben, ook tussen de gesprekken door. Schroom dus niet. En waarom dat zo belangrijk is. Ik weet het nog heel goed. Als de dag van gisteren.
Ik was een van de 18 deelnemers van een Inspiratieweek die begon op 7 november 2008. Het was een cadeau aan mijzelf. Een verjaardagscadeau. Later noemde ik het ’t mooiste cadeau dat ik ooit had gehad. Als ik mijn ogen sluit ben ik weer terug in de grote ruimte met die enorme raampartij, uitkijkend op het veld achter het gebouw, en met het podium in de uiterste hoek van de ruimte. We deden een opstelling. Om de beurt kregen we de opdracht onszelf neer te zetten zoals wij onszelf zagen in de wereld. De exacte opdracht zal anders verwoord zijn hoor, maar dit is hoe het in mijn hoofd zit. Toen ik aan de beurt was, positioneerde ik de overige 17 deelnemers, inclusief de docent, in de ene hoek van de ruimte. Zelf ging in de andere, de meest uiterste hoek van de ruimte staan, op het podium. Toen ik zag wat ik had gedaan, raakte ik geëmotioneerd. Van buiten zien hoe ik mijzelf van binnen voelde – altijd – raakte iets primairs, iets essentieels. Later gaf ik er woorden aan: ‘Ik word niet gezien’. En het mij niet gezien voelen gaf mij dan weer de overtuiging dat ik er niet bij hoorde. Niet echt. Inmiddels weet ik dat ‘je niet gezien voelen’ een bijna universeel gevoel is. Vele anderen heb ik het horen zeggen: ‘Ik voel mij niet gezien. Ik voel mij niet serieus genomen. Ik doe er niet toe.’ Gelukkig kreeg ik, tijdens een vervolgopleiding, handvatten aangereikt en leerde ik mijzelf zien. Ik zag in dat wanneer ik blijf wachten tot iemand anders mij ziet, ik mijzelf afhankelijk maak. Ik zag ook in dat niemand mij ziet, en ook niet kán zien, zoals ik mijzelf zie. Want wanneer de ander naar mij kijkt, zit hij of zij daar per definitie tussen. Dat hoeft niet erg te zijn, zeker niet als de ander zich daarvan bewust is, maar toch is het anders. Het mijzelf leren zien heeft mij meer gebracht dan ik onder woorden kan brengen. Misschien kom ik het dichtst in de buurt wanneer ik zeg dat het primaire, het essentiële dat geraakt werd in die oefening in november 2008, geheeld is. Dat klinkt heel groot, en dat is het ook. Tegelijk impliceer ik daarmee dat het primaire, het essentiële kapot was en misschien was dat ook wel zo. In hoe ik de wereld zag - en wat ik daarin waarnam - ontbrak iets belangrijks. Ikzelf. Het waarom en waardoor of door wie is daarin voor mij niet belangrijk. Het is belangrijk dat ik het nu zie. Ik werd er onafhankelijker van. Of, beter misschien: minder afhankelijk. Want natuurlijk vind ik het nog steeds ontzettend fijn om door een ander gezien te worden. Daar groei en bloei ik van. Maar toch. Ik ben er niet meer van afhankelijk. En nu ik mijzelf kan zien, kan ik ook mijn eigen vragen stellen. En kan ik mijn eigen antwoorden horen. Het is misschien zelfs zo, dat ik pas mijn éigen leven ben gaan leiden vanaf het moment dat ik mijzelf ging zien en voor waar ging nemen. Pas nu ik in mijn eigen voetstappen sta, kan ik de weg lopen die ik in dit leven heb te gaan. Jezelf zien wanneer het met jou en met je leven goed gaat, dat lukt vaak prima. Maar wanneer het minder goed met je gaat, bijvoorbeeld na een ingrijpend verlies, dan blijkt het ineens veel lastiger om jezelf te zien. Want met name wanneer we ons niet goed voelen is het zoveel eenvoudiger om naar buiten te kijken, naar de omstandigheden van ons bestaan. Niet naar binnen, want daar is het donker, en verdrietig en pijnlijk. En het lijkt dan ook zo logisch om – wanneer je voelt dat het anders moet – dáár iets te veranderen. In die buitenwereld. Je hoopt dat je je daar dan beter door gaat voelen. En dat is soms ook even zo. Maar toch is de buitenwereld, wanneer het erop aankomt, niet de plek waar wezenlijke verandering vandaan komt. Die begint altijd bij het begin. En dat ben jij. |
Helderheid in de mistZoekend naar mezelf schrijf ik al mijn hele leven. Het schrijven helpt me te komen tot de essentie. Van mij, mijn gedoe, mijn vreugde en verdriet, kortom van mijn leven. Schrijven brengt helderheid in de mist. Het brengt me naar gebieden waar de zon schijnt. Al is het maar voor even. |